This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Aan elkaar of los
Slide 1 - Slide
Instructie
Werk de slides 1 voor 1 door. Ja, je moet alles, bekijken, lezen, doen en maken.
Als je meer dan 1 antwoord moet geven, zet de antwoorden dan onder elkaar.
Theorie
Oefening
Uitdaging
Reflectie
Slide 2 - Slide
Tekstboek
Om er even in te komen.
Ga naar tekstboek blz 218 en maak opdracht 2.
Slide 3 - Slide
Tekstboek antwoorden
Opdracht 2
1. aanbranden
2. uitgeknipt
3. teruggevonden
4. opschrijven
5. uitgetrokken
6. nablijven
7. doorgewerkt
8. kwijtraken
9. opgelost
10. meegaat
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Kies de juiste schrijfwijze
A
Zuid Limburg
B
Zuid-Limburg
Slide 10 - Quiz
Kies de juiste schrijfwijze
A
Twee krenten bollen
B
Tweekrentenbollen
C
Twee krentenbollen
Slide 11 - Quiz
Kies de juiste schrijfwijze
A
Af zuigkap
B
Afzuigkap
C
Afzuig kap
Slide 12 - Quiz
Kies de juiste schrijfwijze
A
Autobedrijf Den Hartogh
B
Auto bedrijf Den Hartogh
C
Auto bedrijf DenHartogh
Slide 13 - Quiz
Kies de juiste schrijfwijze
A
Beenham salade
B
Beenhamsalade
Slide 14 - Quiz
Kies de juiste schrijfwijze
A
bibliotheekboeken
B
bibliotheek boeken
Slide 15 - Quiz
Kies de juiste schrijfwijze
A
parkeer plaatsen
B
parkeerplaatsen
Slide 16 - Quiz
Kies de juiste schrijfwijze
A
Noord Brabant
B
Noord-Brabant
C
Noordbrabant
Slide 17 - Quiz
Kies de juiste schrijfwijze
A
buitenboordmotor
B
buiten boordmotor
C
buiten boord motor
Slide 18 - Quiz
Werkboek
Ga naar je werkboek blz 88 en maak opdracht 1 t/m 3.
Als je klaar bent, kom bij me langs voor het nakijken.
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Zoek op Google naar taalvoutjes. Kies een afbeelding waar een taalfout opstaat, waar woorden aan elkaar hadden geschreven moeten worden. Upload het plaatje hier.
Slide 21 - Open question
Tekstboek
Ga naar tekstboek blz 219 en maak opdracht 4.
Slide 22 - Slide
Tekstboek antwoorden
Opdracht 4
1. ja
2. nee
3. ja
4. nee
5. nee
6. ja
7. ja
8. nee
9. nee
10. ja
Slide 23 - Slide
Moet het deel tussen [ ] wel of niet aan elkaar?
Ik heb vorige week een [fantastische film] gezien.
A
Wel aan elkaar
B
Niet aan elkaar
Slide 24 - Quiz
Moet het onderstreepte deel wel of niet aan elkaar?
Met deze [hout snippers] kun je een mooi vuur maken
A
Wel aan elkaar
B
Niet aan elkaar
Slide 25 - Quiz
Moet het onderstreepte deel wel of niet aan elkaar?
Het [kleine kind] zeurde de hele tijd bij zijn vader.
A
Wel aan elkaar
B
Niet aan elkaar
Slide 26 - Quiz
Moet het onderstreepte deel wel of niet aan elkaar?
Meneer Sanders is heel trots op zijn [klein kind].
A
Wel aan elkaar
B
Niet aan elkaar
Slide 27 - Quiz
Moet het onderstreepte deel wel of niet aan elkaar?
Hou jij van [oorlogs boeken?]
A
Wel aan elkaar
B
Niet aan elkaar
Slide 28 - Quiz
Wat gaat hier mis? Vul het antwoord in op het volgende scherm.
Slide 29 - Slide
Vul hier je antwoord in.
Slide 30 - Open question
Wat gaat hier mis? Vul het antwoord in op het volgende scherm. Leg ook uit wat hier (door de spelfout) nu eigenlijk staat
Slide 31 - Slide
Vul hier je antwoord in.
Slide 32 - Open question
Wat gaat hier mis? Vul het antwoord in op het volgende scherm. Leg ook uit wat hier (door de spelfout) nu eigenlijk staat