zouten quiz

zouten quiz
1 / 24
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

zouten quiz

Slide 1 - Slide

Wat kenmerkt zouten?
A
Ze bestaan uit moleculen van uitsluitend niet-metalen.
B
Ze bevatten vrije elektronen in hun structuur.
C
Ze zijn opgebouwd uit positieve en negatieve ionen.
D
Ze geleiden elektriciteit alleen in vaste vorm.

Slide 2 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een zout?
A
Koolstofdioxide.
B
Waterstofgas.
C
Zuurstofgas.
D
Natriumchloride (keukenzout).

Slide 3 - Quiz

Wat is een ion?
A
Een atoom met alleen protonen.
B
Een positief of negatief geladen deeltje.
C
Een molecuul met een lading.
D
Een neutraal geladen atoom.

Slide 4 - Quiz

Welke deeltjes bevinden zich in de kern van een atoom?
A
Alleen protonen.
B
Neutronen en elektronen.
C
Protonen en neutronen.
D
Protonen en elektronen.

Slide 5 - Quiz

Welke deeltjes zijn niet in de atoom kern?
A
Protonen.
B
Alleen protonen.
C
Neutronen.
D
Elektronen.

Slide 6 - Quiz

Wat is het massagetal van een atoom met 6 protonen, 6 neutronen en 6 elektronen?
A
24
B
6
C
18
D
12

Slide 7 - Quiz

Wat gebeurt er als een atoom een elektron afstaat?
A
Het wordt een positief ion.
B
Het blijft hetzelfde.
C
Het wordt een neutraal ion.
D
Het wordt een negatief ion.

Slide 8 - Quiz

Wat gebeurt er als een atoom een elektron opneemt?
A
Het wordt een positief ion.
B
Het blijft hetzelfde.
C
Het wordt een neutraal ion.
D
Het wordt een negatief ion.

Slide 9 - Quiz

Wanneer geleiden zouten elektriciteit?
A
Nooit.
B
Alleen bij hoge temperaturen.
C
In hun vloeibare fase.
D
In vaste fase.

Slide 10 - Quiz

Welke groep in het periodiek systeem bevat de alkalimetalen?
A
Elementen in groep 17.
B
Elementen in groep 1.
C
Elementen in groep 18.
D
Elementen zonder valentie-elektronen.

Slide 11 - Quiz

Wat is de lading ionen uit groep 1?
A
2-
B
1-
C
1+
D
2+

Slide 12 - Quiz

Waar bevinden valentie-elektronen zich?
A
In de binnenste schil van een atoom.
B
In een ion.
C
In de buitenste schil van een atoom.
D
In de kern van een atoom.

Slide 13 - Quiz

Wat zijn valentie-elektronen?
A
Elektronen in de buitenste schil van een atoom.
B
Elektronen in de kern van een atoom.
C
Elektronen in de binnenste schil van een atoom.
D
Elektronen zonder lading.

Slide 14 - Quiz

Wat betekent de octetregel?
A
Atomen streven naar acht valentie-elektronen.
B
Atomen hebben geen elektronen nodig.
C
Atomen zijn altijd instabiel zonder elektronen.
D
Atomen willen altijd nul elektronen.

Slide 15 - Quiz

Volgens de octetregel, hoe gedraagt het atoom 7 valentie elektronen zich?
A
Verliest 2 elektronen
B
Verkrijgt 2 elektronen
C
Verkrijgt 1 elektron
D
Verliest 1 elektron

Slide 16 - Quiz

Volgens de octetregel, hoe gedraagt het atoom 1 valentie elektron zich?
A
Verliest 2 elektronen
B
Verkrijgt 2 elektronen
C
Verkrijgt 1 elektron
D
Verliest 1 elektron

Slide 17 - Quiz

Welke elektronen zijn belangrijk voor chemische binding?
A
Binnenste schil elektronen.
B
Valentie-elektronen.
C
Kern-elektronen.
D
Neutrale elektronen.

Slide 18 - Quiz

Wat is een kristalrooster?
A
Een regelmatig patroon van bouwstenen in een vaste stof.
B
Een molecuul in vloeibare fase.
C
Een mengsel van metalen.
D
Een verzameling losse atomen.

Slide 19 - Quiz

Welke stoffen hebben een ionrooster?
A
Edelgassen
B
Metalen
C
Moleculaire stoffen
D
Zouten

Slide 20 - Quiz

Wat is een mol?
A
Een pakketje van 6,02·10²³ deeltjes.
B
Een chemische binding.
C
Een eenheid voor atoommassa.
D
Het aantal elektronen in een atoom.

Slide 21 - Quiz

Wat is de eenheid van de molaire massa?
A
u/mol
B
mol/u
C
g/mol
D
mol/g

Slide 22 - Quiz

Wat betekent de term 'overmaat'?
A
Het percentage van de theoretische opbrengst.
B
Een stof die niet meer kan reageren.
C
De hoeveelheid stof die precies nodig is voor de reactie.
D
De hoeveelheid van een beginstof die meer aanwezig is dan nodig is.

Slide 23 - Quiz

Wat geeft de structuurformule aan?
A
De massa van het molecuul.
B
Het aantal moleculen in het molecuul.
C
De chemische naam van de stof.
D
Welke atomen aanwezig zijn en hoe ze met elkaar zijn verbonden.

Slide 24 - Quiz