What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Verwijswoorden
VERWIJSWOORDEN
Verwijswoorden verwijzen meestal
naar een woord dat al eerder genoemd is of
wijzen vooruit naar een woord dat nog genoemd gaat worden.
1 / 14
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 1
This lesson contains
14 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
VERWIJSWOORDEN
Verwijswoorden verwijzen meestal
naar een woord dat al eerder genoemd is of
wijzen vooruit naar een woord dat nog genoemd gaat worden.
Slide 1 - Slide
Verwijswoorden
Ik heb me gemeld bij de balie
die
daar staat
de balie, die balie, deze balie
Het huis
dat
laatst is gebouwd, is nu af.
het huis, dat huis, dit huis
Slide 2 - Slide
Met welke verwijswoorden wijs je naar
de-woorden?
De boom --> .... boom
A
die - dat
B
die - deze
C
dit - deze
D
dat - dit
Slide 3 - Quiz
Met welke verwijswoorden wijs je naar
het-woorden?
Het meisje --> ... meisje
A
die - dat
B
die - deze
C
dit - deze
D
dat - dit
Slide 4 - Quiz
Verwijswoorden
Met een verwijswoord kun je verwijzen naar woorden die je eerder hebt gebruikt.
- Max is blij.
Hij
heeft zijn partijtje squash gewonnen.
- Waar kan ik
het formulier
inleveren? Ik heb
het
al ingevuld.
- Ik weet niet waarom
Rob
te laat is. Ik zal
hem
even bellen.
-
Eva
zou ook komen, maar ik heb
haar
niet gezien.
-
De koks
hebben een kluisje. Daar kunnen
zij
hun messen in bewaren.
Slide 5 - Slide
Kies het juiste verwijswoord:
Dat boek ... daar op tafel ligt, is erg leuk!
A
die
B
dat
C
dit
D
deze
Slide 6 - Quiz
Kies het juiste verwijswoord:
Sarah heeft een nieuwe vriendin. .... woont ook in Arnhem.
A
zij
B
die
C
dat
D
haar
Slide 7 - Quiz
Kies het juiste verwijswoord:
Siem heeft zin in de vakantie. ... gaat dan samen met zijn ouders een weekje weg.
A
hij
B
die
C
hem
D
het
Slide 8 - Quiz
Verwijswoorden
Goed onthouden:
Naar
de-woorden
verwijs je met
die
&
deze
de kat - die kat - deze kat
de honden - die honden - deze honden
Naar
het-woorden
verwijs je met
dit
&
dat
het meisje - dit meisje - dat meisje
het boek - dit boek - dat boek
Slide 9 - Slide
Kies de juiste verwijswoorden.
Deze / Dit
familie woont op een schip
dat / die
helemaal is opgeknapt.
A
Deze - dat
B
Deze - die
C
Dit - dat
D
Dit - die
Slide 10 - Quiz
Kies de juiste verwijswoorden.
De gevaarlijkste stunt
dat / die
Almin doet, is van
dat / die
brug af duiken.
A
dat - dat
B
dat - die
C
die - dat
D
die - die
Slide 11 - Quiz
Kies de juiste verwijswoorden.
De trein
met wie / waarmee
Joy reist,
stopt ook bij
deze / dit
station.
A
met wie - deze
B
met wie - dit
C
waarmee - deze
D
waarmee - dit
Slide 12 - Quiz
Kies de juiste verwijswoorden.
De Amerikaan
met wie / waarmee
ik een kroket at, kende
deze / dit
snack niet.
A
met wie - deze
B
met wie - dit
C
waarmee - deze
D
waarmee - dit
Slide 13 - Quiz
Kies de juiste verwijswoorden.
Deze / Dit
mantelzorger zorgt voor mijn 80-jarige buurvrouw,
dat / die
blind is.
A
Deze - dat
B
Deze - die
C
Dit - dat
D
Dit - die
Slide 14 - Quiz
More lessons like this
Verwijswoorden
July 2024
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 1
Verwijswoorden
May 2024
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 1
Verwijswoorden
July 2024
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 1
Verwijswoorden
May 2024
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 1
BK: Cursus 6 Formuleren Verwijswoorden
March 2023
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 1
BK: Cursus 6 Formuleren paragraaf 2, Verwijswoorden les 2
April 2023
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 1
Verwijswoorden
May 2022
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 1
BK: Cursus 6 Formuleren paragraaf 2, Verwijswoorden les 3
April 2023
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 1