Apprendre 9 phrases

Tijdens de zomervakantie ben ik naar Luxemburg gegaan.

  • Ik ben gegaan
  • Je suis allé
  • naar Luxemburg
  • au Luxembourg
  • tijdens de zomervakantie.
  • pendant les grandes vacances.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Tijdens de zomervakantie ben ik naar Luxemburg gegaan.

  • Ik ben gegaan
  • Je suis allé
  • naar Luxemburg
  • au Luxembourg
  • tijdens de zomervakantie.
  • pendant les grandes vacances.

Slide 1 - Slide

Tijdens de zomervakantie ben ik naar Luxemburg gegaan.

Je suis allé(e) au Luxembourg pendant les grandes vacances.

Slide 2 - Slide

Tijdens de zomervakantie ben ik naar Luxemburg gegaan.

Slide 3 - Open question

Ik ben met het vliegtuig naar Toulouse gegaan met mijn ouders.
  • Ik ben gegaan
  • Je suis allé(e)
  • naar Toulouse
  • à Toulouse
  • met mijn ouders
  • avec mes parents
  • met het vliegtuig.
  • en avion.

Slide 4 - Slide

Ik ben met het vliegtuig naar Toulouse gegaan met mijn ouders.

Je suis allé(e) à Toulouse avec mes parents en avion.

Slide 5 - Slide

Ik ben met het vliegtuig naar Toulouse gegaan met mijn ouders.

Slide 6 - Open question

Wij zijn een week in Cannes gebleven.
  • Wij zijn gebleven
  • Nous sommes resté(e)s
  • een week 
  • une semaine
  • in Cannes.
  • à Cannes.

Slide 7 - Slide

Wij zijn een week in Cannes gebleven.

Nous sommes resté(e)s une semaine à Cannes.

Slide 8 - Slide

Wij zijn een week in Cannes gebleven.

Slide 9 - Open question

Ik heb wandelingen gemaakt in de bergen.

  • Ik heb gemaakt
  • J'ai fait
  • wandelingen
  • des randonnées
  • in de bergen.
  • en montagne.

Slide 10 - Slide

Ik heb wandelingen gemaakt in de bergen.

J'ai fait des randonnées en montagne.

Slide 11 - Slide

Ik heb wandelingen gemaakt in de bergen.

Slide 12 - Open question

Gelukkig is het heel de tijd warm weer geweest.

  • Gelukkig
  • Heureusement
  • het is warm weer geweest
  • il a fait chaud
  • de hele tijd.
  • tout le temps.

Slide 13 - Slide

Gelukkig is het heel de tijd warm weer geweest.


Heureusement il a fait chaud tout le temps.

Slide 14 - Slide

Gelukkig is het heel de tijd warm weer geweest.

Slide 15 - Open question

Wij hebben dicht bij de zee gekampeerd.
  • Wij hebben gekampeerd
  • Nous avons fait du camping
  • dicht bij 
  • près de
  • de zee.
  • la mer.

Slide 16 - Slide

Wij hebben dicht bij de zee gekampeerd.

Nous avons fait du camping près de la mer.

Slide 17 - Slide

Wij hebben dicht bij de zee gekampeerd.

Slide 18 - Open question

Het was geweldig!
  • Het was
  • C'était
  • geweldig!
  • super!

Slide 19 - Slide

Het was geweldig!

C'était super!

Slide 20 - Slide

Het was geweldig!

Slide 21 - Open question