H2 havo 3 H3A 7 dec 2021

      Chapitre 2
Hors de prix
1 / 17
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

      Chapitre 2
Hors de prix

Slide 1 - Slide

Sur la table....
* TES LIVRES: Livre de textes et livre d'exercice A

* TON CAHIER
* TA TROUSSE

*TON ORDINATEUR

Slide 2 - Slide

Planning d'aujourd'hui
* Grammatica C         : page 24  nakijken 
* D                              : page 61 opdracht 18
* G                              : page 27  opdracht 26

Livre de textes          : page 24
Livre d'exercices       : page 56

  




Slide 3 - Slide

Résumé
L'argent: mon petit budget!
Alsace
L'argent de poche
meewerkend voorwerp
le verbe: venir
décrire un object / couleur
le passé composé


Slide 4 - Slide

On va corriger!

Slide 5 - Slide

Prends tes livres!
Livre de textes:
page  24

Livre d'exercices A
page 56





Slide 6 - Slide

Prends ton ordinateur!
Cherche LessonUp!

Slide 7 - Slide

Schrijf alle vormen van het meewerkend voorwerp in het Frans

Slide 8 - Mind map

Welke 7 Franse werkwoorden krijgen vaak het voorzetsel: à

Slide 9 - Mind map

Het meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp is het deel van de zin dat meewerkt aan een handeling. Vaak is het een persoon, maar het kan ook een ding zijn. Bij zinsontleding zoek je eerst het onderwerp en het gezegde.

Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
1. Kun je er aan of voor voor denken?
2. Als aan of voor ervoor staat, kun je dit woord dan weglaten?
3. Is het antwoord op deze vragen 'ja', dan is dit zinsdeel een meewerkend voorwerp. 

Slide 10 - Slide

Het meewerkend voorwerp
Voorbeelden meewerkend voorwerp.

In de zinnen hieronder is het meewerkend voorwerp rood.

Ik geef mijn broer een cadeau.    Je donne un cadeau à mon frère.
Ik geef hem een cadeau.             Je lui donne un cadeau.
Ik geef aan hem een cadeau.      Je lui donne un cadeau.

Slide 11 - Slide

Het meewerkend voorwerp
In het Frans is er een vaste woordvolgorde:
Onderwerp -  lijdend voorwerp - gezegde (rest van de zin)

Ik geef hem een cadeau.                Je lui donne un cadeau.
Ik heb hem een cadeau gegeven.   Je lui ai donné un cadeau.
Let op!!
Ik ga hem een cadeau geven.         Je vais lui donner un cadeau.
Ik geef hem geen cadeau.               Je ne lui donne pas de cadeau.

Slide 12 - Slide

Prends tes livres!
Livre de textes:
page  27

Livre d'exercices A
page 67





Slide 13 - Slide

Au travail
Wat          : Maak opdracht D: 18 (blz. 61) maken opdracht G (blz. 67)
Hoe          : Gebruik bij D ook je tekstboek blz. 25
Wie          :  Alleen in stilte
Tijd           :  20 minuten
Klaar        :  Maken opdracht G: 26 c en d
Resultaat : Samen bespreken.


Slide 14 - Slide

Les devoirs:
Leren grammatica C nogmaals en D

Slide 15 - Slide

ZS: zelfstandig werken in stilte
Voordelen:
*Rustige sfeer om in te werken.
*Aanscherpen concentratie
*Betere Focus
*Zelf oplossingsgericht nadenken

Na 10 minuten mag je zeker vragen stellen.

Slide 16 - Slide

Un hobby!
Combien ça coûte?
Est-ce que c'est cher, un hobby?

Faire du shopping
Faire du sport
Faire de la photografie
Faire de la musique
Faire de la danse


Slide 17 - Slide