H2 havo 3 H3B 30 nov 2021

      Chapitre 2
Hors de prix
1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

      Chapitre 2
Hors de prix

Slide 1 - Slide

Planning d'aujourd'hui
* Parler français          : zie digibord en LessonUp
* Quelques questions : LessonUp
* Opdracht B               : nakijken en bespreken
* Grammatica C          : page 24  introductie


Livre de textes          : page 23  et 24
Livre d'exercices       : page 53  et 56

  




Slide 2 - Slide

Sur la table....
* TES LIVRES: Livre de textes et livre d'exercice A

* TON CAHIER
* TA TROUSSE

*TON ORDINATEUR

Slide 3 - Slide

Prends ton ordinateur!
Cherche LessonUp!

Slide 4 - Slide

Prends tes livres!
Livre de textes:
page  23

Livre d'exercices A
page 53





Slide 5 - Slide

Vertaal: Ik koop vooral kleding van mijn zakgeld.

Slide 6 - Open question

Vertaal: Mijn broer spaart voor een klein mobieltje.

Slide 7 - Open question

Résumé
L'argent: mon petit budget!
Alsace
L'argent de poche
meewerkend voorwerp
le verbe: venir
décrire un object / couleur
le passé composé


Slide 8 - Slide

Parler français!

Slide 9 - Slide

Parler français
Hoe vraag je:
* Krijg je zakgeld?       
* Wat doe je met je zakgeld?       * Spaar je?

Hoe zeg je:
* Mijn ouders geven mij ....   / ik krijg .....
* Ik koop .....
* Ja, ik spaar voor .....   / Nee, ik spaar niet.....

Slide 10 - Slide

Tu reçois de l'argent de poche?
Oui, mes parents me donnent 20 euros par mois!


Slide 11 - Slide

Que fais-tu de ton argent (de poche)?
J'achète surtout des jeux vidéo.

Slide 12 - Slide

Tu fais des économies?
Oui, je fais des économies pour une tablette.

Slide 13 - Slide

Qu'est-ce que tu as achté recemment?
Je viens d'acheter un nouveau vtt.

Slide 14 - Slide

Ça a coûté combien?
Ça a coûté 175 euros.
C'est cher!

Slide 15 - Slide

In welke zin staat een meewerkend voorwerp?
A
Hij geeft geld aan Marc.
B
Hij geeft veel geld.

Slide 16 - Quiz

In welke zin staat een meewerkend voorwerp?
A
Hij geeft geen geld.
B
Hij geeft hem geld.

Slide 17 - Quiz

In welke zin staat een meewerkend voorwerp?
A
Il donne beaucoup d'argent.
B
Il donne de l'argent à Marc.

Slide 18 - Quiz

In welke zin staat een meewerkend voorwerp?
A
Il lui donne de l'argent.
B
Il n'a pas d'argent.

Slide 19 - Quiz

Prends tes livres!
Livre de textes:
page  23

Livre d'exercices A
page 53





Slide 20 - Slide

Opdracht B bespreken
Livre de textes          : page 24
Livre d'exercices       : page 56

Opdracht 8 d  op blz. 53

1. Begrijp je de Franse vraag?
2. Begrijp je het Franse antwoord?

  




Slide 21 - Slide

Prends tes livres!
Livre de textes:
page  24

Livre d'exercices A
page 56





Slide 22 - Slide

Au travail
Wat          : Maak opdracht C van blz. 56 wb  (zie blz. 24 tekstboek)
Hoe          : Maak opdrachten 13 b c d e  en 14 a b c d e en 15
Wie          :  Samen met docent het begin dan zs
Tijd           :  20 minuten
Resultaat : Samen bespreken.


Slide 23 - Slide

Les devoirs:
Leren grammatica C 
Maken C: 13 b c d e en 14 a b c d e en 15

Slide 24 - Slide

ZS: zelfstandig werken in stilte
Voordelen:
*Rustige sfeer om in te werken.
*Aanscherpen concentratie
*Betere Focus
*Zelf oplossingsgericht nadenken

Na 10 minuten mag je zeker vragen stellen.

Slide 25 - Slide

Un hobby!
Combien ça coûte?
Est-ce que c'est cher, un hobby?

Faire du shopping
Faire du sport
Faire de la photografie
Faire de la musique
Faire de la danse


Slide 26 - Slide