Oefenvragen thema 2 4H

Oefenvragen thema 2 4H
1 / 42
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Oefenvragen thema 2 4H

Slide 1 - Slide

Mitose
Meiose
vorming van huidcellen
diploide cellen
ongeslachtelijke voortplanting
reductiedeling
vorming van zaadcellen
dochtercellen identiek aan moedercel
haploide cellen
geslachtelijke voortplanting
vorming van eicellen
2n -> n+n -> n+n+n+n
2n -> 2n + 2n

Slide 2 - Drag question

Hoe zat dat ook al weer bij de mens?
We spreken van bevruchting als:
A
Er een embryo is ontstaan
B
De kern van de zaadcel is versmolten met de kern van de eicel
C
er een zaadcel in de eicel is gekomen
D
bevruchting? dat is toch iets met vruchten...

Slide 3 - Quiz

Eileider
Eisprong
Eierstok
Eicel
Blaasje

Slide 4 - Drag question

Baarmoeder
Eileider
Eierstok
Urineblaas
Urinebuis
Vagina

Slide 5 - Drag question

In de afbeelding is schematisch getekend hoe de vorming van geslachtscellen en de bevruchting bij de mens verlopen. Noteer bij elke cel wat voor cel het is en vul in elke cel het juiste aantal chromosomen in
46
46
46
46
46
46
Lichaamscel
Lichaamscel
Zaadcel
Eicel
Bevruchte eicel
23
23

Slide 6 - Drag question

4. Waar in het lichaam komen haploïde cellen voor? En diploïde cellen?
A
Haploïd = geslachtscellen Diploïd = lichaamscellen
B
Haploïd = lichaamscellen Diploïd = geslachtscellen

Slide 7 - Quiz

Welk nummer hoort bij welk onderdeel van het mannelijke geslachtsorgaan?
zaadbal
bijbal
prostaat
zaadblaasje
penis
zaadleider
1
2
3
4
5
6
7

Slide 8 - Drag question

Wat is bevruchting?
A
versmelten kernen eicel en stuifmeelkorrel
B
groeien van de stuifmeelbuis
C
stuifmeelkorrel komt op de stempel
D
bloemen maken nectar

Slide 9 - Quiz

Meiose I
Meiose II

Slide 10 - Drag question

Welk van onderstaande cellen is haploid?
A
Stuifmeelkorrels
B
Bloemzaadjes
C
Spermacellen
D
Huidcellen

Slide 11 - Quiz

Hoe heet het deel van de mannelijk geslachtsorgaan aangegeven met nummer 4?
A
Zaadblaasje
B
Urineblaas
C
Zaadleider
D
Prostaat

Slide 12 - Quiz

Welk nummer is de ovulatie?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 13 - Quiz

Dit deel van het mannelijk geslachtsorgaan slaat de spermacellen tijdelijk op
A
Teelballen
B
Bijballen
C
Zaadblaasjes
D
Zwellichamen

Slide 14 - Quiz

In welk orgaan kunnen haploïde cellen voorkomen?
A
Prostaat
B
Urineleider
C
Zaadleider

Slide 15 - Quiz

Bij de ovulatie
A
springt de eicel uit het follikel jasje
B
wordt het baarmoederslijmvlies afgebroken
C
verdwijnt het gele lichaam
D
nestelt het bevrucht eitje zich in

Slide 16 - Quiz

Wat is GEEN functie van mitose?
A
Reparatie
B
Groei
C
Voortplanting
D
Celstrekking

Slide 17 - Quiz

Op welk moment in de celcyclus vindt plasmagroei plaats.
A
Voorafgaande aan de kerndeling
B
Na de kerndeling maar voor de celdeling
C
Na de celdeling

Slide 18 - Quiz

Wat is mitose ?
A
Celdeling voor nieuwe lichaamscellen
B
Mitose komt alleen voor bij dieren
C
Mitose is een verbrandingsproces
D
Celdeling voor geslachtscellen

Slide 19 - Quiz

Hoeveel chromosomen zijn er zichtbaar?
Hoeveel chromatiden zie je?
A
1 chromosoom, 1 chromatide
B
1 chromosoom, 2 chromatiden
C
2 chromosomen, 1 chromatide
D
2 chromosomen, 2 chromatiden

Slide 20 - Quiz

wat is de juiste volgorde?
A
mitose - celdeling - celstrekking - plasmagroei
B
celdeling - mitose - celstrekking - plasmagroei
C
mitose - celdeling - plasmagroei - celstrekking
D
celdeling - mitose - plasmagroei - celstrekking

Slide 21 - Quiz

Wat is een chromatide?
A
een chromosoom die gekopieerd is maar nog vast zit aan z'n kopie
B
dat is een chromosoom die buiten de kern zit
C
dat is DNA dat is gekopieerd
D
dat is een chromosoom die naar de polen in een cel worden getrokken

Slide 22 - Quiz

In welke fase van de celcyclus wordt het DNA gekopieerd?
timer
0:15
A
Tijdens de G1-fase.
B
Tijdens de S-fase.
C
Tijdens de G2-fase.
D
Tijdens de M-fase (mitose).

Slide 23 - Quiz

Bij klonen spreek je van...
A
Geslachtelijke voortplanting
B
Ongeslachtelijke voortplanting

Slide 24 - Quiz

Wat is ongeslachtelijke voortplanting?
A
Voortplanting door seks
B
Voortplanting zonder seks
C
Voortplanting zonder geslachtscellen
D
Voortplanting met geslachtscellen

Slide 25 - Quiz

Fasen van de mitose zijn in willekeurige volgorde: metafase, profase, telofase en anafase.
Bij welk(e) van deze fasen bestaan de chromosomen uit één chromatide?
A
Telofase
B
Profase
C
Anafase
D
Metafase

Slide 26 - Quiz

Wat zijn homologe chromosomen?
A
2 overeenkomstige chromosomen in een celkern
B
Een chromosomenpaar waarbij 1 van de moeder is en 1 van de vader
C
chromosomen die in het evenaarsvlak liggen
D
chromosomen die bestaan uit 1 DNA streng

Slide 27 - Quiz


Van een kloon kan men in het algemeen zeggen dat:
A
de fenotypen en genotypen onderling gelijk zijn
B
de fenotypen onderling altijd gelijk zijn.
C
de genotypen onderling gelijk zijn, maar de fenotypen kunnen verschillen
D
de fenotypen onderling gelijk zijn, maar de genotypen onderling verschillen

Slide 28 - Quiz

Wat is de juiste volgorde bij de celcyclus?
A
spiraliseren- kopiëren- kerndeling- celdeling
B
celdeling- spiraliseren- kerndeling- kopiëren
C
kopiëren- spiraliseren- kerndeling- celdeling
D
kopiëren- kerndeling- spiraliseren- celdeling

Slide 29 - Quiz

Een homoloog chromosomenpaar heeft genen voor dezelfde erfelijke eigenschappen, maar in andere varianten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz

Hoe verandert de hoeveelheid chromosomen tijdens meiose 1?
A
2n -> 2n+2n
B
2n -> n + n
C
n -> n+n
D
n -> 2n +2n

Slide 31 - Quiz

Hoe verandert de hoeveelheid chromosomen tijdens meiose 2?
A
2n -> 2n+2n
B
2n -> n + n
C
n -> n+n
D
n -> 2n +2n

Slide 32 - Quiz

In de afbeelding bij C zie je ...
A
Anafase / Meiose 1
B
Anafase / Mitose
C
Metafase / Meiose 1
D
Metafase / Mitose

Slide 33 - Quiz

Aan het einde van de meiose zijn er ...
A
2 genetisch identieke dochtercellen
B
4 genetisch identieke dochtercellen
C
2 genetisch verschillende dochtercellen
D
4 genetisch verschillende dochtercellen

Slide 34 - Quiz

Een stuifmeelkorrel van een appelboom bevat 16 chromosomen. Hoeveel chromosomen bevat een bladcel van deze appelboom?
A
16
B
32
C
8
D
46

Slide 35 - Quiz

hormonale regeling van de teelballen
-
-
GnRH
FSH
hypothalamus
productie zaadcellen
hypofyse
testosteron
teelballen
LH

Slide 36 - Drag question

hormonale regeling van de menstruatiecyclus
hypofyse
progesteron
LH
GnRH
rijpende follikel
gele lichaam
oestrogeen
ovulatie
FSH
baarmoederslijmvlies
hypothalamus

Slide 37 - Drag question

Welk hormoon kan, na kunstmatige toediening, het rijpen van meer eicellen tegelijk bevorderen?
(dit wordt bv. gedaan bij IVF)
A
FSH
B
LH
C
oestrogeen
D
progesteron

Slide 38 - Quiz

Welk proces vindt plaats op tijdstip P?
A
bevruchting
B
menstruatie
C
ovulatie
D
afronding meiose II

Slide 39 - Quiz

Welk hormoon houdt na de eisprong het baarmoederslijmvlies in stand?
A
oestrogeen
B
testosteron
C
progesteron
D
FSH of LH

Slide 40 - Quiz

Wat zijn de namen van
hormoon nummer 3 en 4?
A
3 = FSH 4 = LH
B
3 = LH 4 = progesteron
C
3 = oestrogeen 4 = progesteron
D
3 = FSH 4 = oestrogeen

Slide 41 - Quiz

Plaatje = schematische weergave van de
menstruatiecyclus.

Welk hormoon wordt door het ovarium
in fase M in relatieve grote hoeveelheden
aan het bloed afgegeven?
A
Oestrogeen
B
Progesteron
C
FSH
D
LH

Slide 42 - Quiz