What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
G.L.H3 Chap. 5 grammatica
Bonjour
1 / 19
next
Slide 1:
Slide
This lesson contains
19 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Bonjour
Slide 1 - Slide
hfd 5 voor havo
Bron C: L'imparfait/onvoltooid verleden tijd.
Bron G: Mettre
Bron I: L'adjectif qualificatif/ het bijvoegelijk naamwoord.
Herhaling werkwoorden prendre en devoir.
Slide 2 - Slide
vertaal: u danste
A
on dansiez
B
vous dansies
C
vous dansez
D
vous dansiez
Slide 3 - Quiz
Vertaal het woordje était in de volgende zin,
Le concert était super.
A
is
B
was
C
zijn
D
waren
Slide 4 - Quiz
Vul in in de présent: je …….. (mettre)
A
je mets
B
je mete
C
je met
D
je metais
Slide 5 - Quiz
Vul in in de imparfait: elles ……. (mettre)
A
Elles mettais
B
Elles metaient
C
zijn alle drie correct
D
Elles mettaient
Slide 6 - Quiz
Vertaal: ik heb aangetrokken.
A
je mets
B
j'ai mis
C
je mettais
D
j'ai pris
Slide 7 - Quiz
vertaal: zij zullen leggen.
A
ils/elles mettaient
B
Ils/elles parlons
C
ils/elles mettront
D
ils/elles mettent
Slide 8 - Quiz
Geef vier betekenissen van het werkwoord mettre.
Slide 9 - Open question
Wat is de vorm van het bijvoegelijk naamwoord als het vrouwlijk meervoud is.
A
-
B
es
C
e
D
s
Slide 10 - Quiz
Vul de juiste vorm van het bijvoegelijk naamwoord tussen haakjes.
Ma cousine était tres (content)
A
content
B
contentes
C
contents
D
contente
Slide 11 - Quiz
Vul de juiste vorm van het bijvoegelijk naamwoord tussen haakjes.
C'est un marque (italien)
A
italienne
B
italiennel
C
italien
D
kan alle 3
Slide 12 - Quiz
Vul de juiste vorm van het bijv.nmw in:
Ramos va faire ses débuts (sportif) pour le Real Madrid.
A
sportif
B
sportifs
C
sportive
D
sportifes
Slide 13 - Quiz
Vertaal: wij hebben erover gehad.
A
Nous avons mi
B
Nous avons mis
C
Nous avez mis
D
nous mettons
Slide 14 - Quiz
In welke vorm staat deze zin:
Tu mettras du Sucre dans le Thé.
A
présent
B
imparfait
C
passé composé
D
futur simple
Slide 15 - Quiz
wat is de betekenis van devoir.
A
moeten
B
zullen
C
huiswerk maken
D
gaan
Slide 16 - Quiz
Hoe zeg je in het frans: jij moet
A
Tu dois
B
Tu doissais
C
Tu doissait
D
Tu doit
Slide 17 - Quiz
Vul in op de puntjes : on ……..(prendre, présent)
A
prends
B
prens
C
prend
D
pris
Slide 18 - Quiz
C'etait notre lessonup.
La fin.
Slide 19 - Slide
More lessons like this
Herhaling unité 3
January 2023
- Lesson with
19 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Herhaling le verbe mettre en bijvoeglijk naamwoord
February 2024
- Lesson with
18 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Herhaling unité 3
October 2023
- Lesson with
22 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Herhaling unité 3
January 2024
- Lesson with
34 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Gramm ch 5 3 havo
May 2023
- Lesson with
45 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Mettre
March 2024
- Lesson with
10 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Chapitre 5 les 6
May 2022
- Lesson with
24 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
V3 ch 5.3
April 2021
- Lesson with
22 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3