Herhaling le verbe mettre en bijvoeglijk naamwoord

Lesdoelen
Herhaling werkwoord mettre
Herhaling bijvoeglijk naamwoord
1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Lesdoelen
Herhaling werkwoord mettre
Herhaling bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Slide

Mettre betekent:
A
zetten
B
leggen
C
weghalen
D
stoppen

Slide 2 - Quiz

Le verbe mettre:
Je ne ..... pas le pantolon vert
A
ai mis
B
metts
C
mets
D
met

Slide 3 - Quiz

(hij zet) ...... les nouvelles chaises dans
l'appartement.

Slide 4 - Open question

(Mijn ouders leggen)

Slide 5 - Open question

Elles (trekken aan) toujours des jupes

Slide 6 - Open question

Passé composé van het werkwoord mettre :
vorm van avoir + mis
Vrai
Faux

Slide 7 - Poll

Vertaal: hij heeft gelegd

Slide 8 - Mind map

Vul de juiste vertaling in:
Mijn zus heeft gezet

Slide 9 - Open question

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Slide

J'ai mangé une glace .......(délicieux)
A
délicieuxe
B
délicieuse
C
délicieux

Slide 11 - Quiz

Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op -if zoals, sportif en actif, krijgen in de vrouwelijke vorm enkelvoud de uitgang:
A
s
B
e
C
es
D
ees

Slide 12 - Quiz


C'est un .... exemple ... (belle)
A
bel
B
belle
C
beaux

Slide 13 - Quiz

Noteer de juiste vorms van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes:
Aujourd'hui je porte ma ...... chemise ....... (wit)

Slide 14 - Open question

Vertaal:
Mijn grote zus

Slide 15 - Open question

Vertaal: mijn nieuwe buren

Slide 16 - Open question

Avez-vous des questions?

Slide 17 - Slide

Evaluation 
Herhaling werkwoord mettre
Herhaling bijvoeglijk naamwoord

Slide 18 - Slide