Spelling van alles wat

1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 7 - Open question

Interpunctie

Slide 8 - Slide

Wat is 'interpunctie'?
A
Een waarschuwing die iemand je geeft
B
Een opgelegde maatregel
C
Het zetten van hoofdletter, punten, komma's etc.
D
Een advies van iemand

Slide 9 - Quiz

In welke zin is de interpunctie correct toegepast?
A
"Petra zeg sorry voor je onbetamelijk gedrag'': zei haar moeder boos.
B
"Petra, zeg sorry voor je onbetamelijk gedrag!'' zei haar moeder boos.
C
"Petra, zeg sorry voor je onbetamelijk gedrag'': zei haar moeder boos!
D
"Petra, zeg sorry voor je onbetamelijk gedrag'', zei haar moeder boos.

Slide 10 - Quiz

In de volgende zin is de interpunctie correct:
Ik dacht: 'Komt er nog een eind aan?'
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Hoofdletters

Slide 12 - Slide

met hoofdletter
zonder hoofdletter
herfst
amsterdam
zondag
vvd
februari
volkskrant
noordoost
kerstavond
zzp'er
koning

Slide 13 - Drag question

Met of zonder hoofdletter?
A
Pinksteren
B
pinksteren
C

Slide 14 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Kerstcadeau
B
kerstcadeau

Slide 15 - Quiz

Hoofdletters
Waar staan de hoofdletters goed?
A
dhr. van Leeuwen
B
Stef van Leeuwen
C
stef van Leeuwen
D
Stef Van leeuwen

Slide 16 - Quiz

Met of zonder hoofdletters?
A
Gucci
B
gucci

Slide 17 - Quiz

Een hoofdletter of niet?
A
's middags kregen we bezoek.
B
'S middags kregen we bezoek.
C
's Middags kregen we bezoek.

Slide 18 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
vmbo
B
VMBO

Slide 19 - Quiz

Apostrof, trema, weglatingsteken, koppelteken enzovoort

Slide 20 - Slide

Koppelteken?
A
€-teken
B
€ teken

Slide 21 - Quiz

Koppelteken?
A
80 jarige
B
80-jarige

Slide 22 - Quiz

Trema of geen trema?
A
geijzeld
B
geïjzeld

Slide 23 - Quiz

trema's
A
geinstalleerd
B
geïnstalleerd

Slide 24 - Quiz

Apostrof

Slide 25 - Slide

Apostrof of niet?
A
cdtje
B
cd'tje

Slide 26 - Quiz

Waar schrijf je een apostrof?
A
Tims vader
B
Lisas vader

Slide 27 - Quiz

Waar komt de apostrof?
A
s' woensdags
B
's woensdags
C
M&Ms'
D
A'4tje

Slide 28 - Quiz