TV-formuleren- herhalen

Formuleren
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Formuleren

Slide 1 - Slide

  • interpunctie 
  • hoofdletters 
  • apostrof en accent 
  • koppelteken en trema 
  • congruentie 
  • verwijswoorden 
  • trappen van vergelijking 
  • meervouden znw


Slide 2 - Slide

interpunctie
hoofdletters
koppelteken en trema
apostrof en accent
congruentie
verwijs-
woorden
trappen van vergelijking en als/dan
meervouden zelfstandig naamwoorden
Hoge komma en het streepje op een letter om er nadruk op te leggen
Grote letter aan het begin van een zin, bij namen en feestdagen.
Deze woorden worden als er meer van zijn op verschillende manieren geschreven.
Liggend streepje en twee puntjes die nodig zijn voor de uitspraak.
Tekens in de tekst zodat het juist gelezen wordt
Onderwerp en persoonsvorm moeten in hetzelfde getal staan
Als het gelijk is, gebruik je een ander woord dan wanneer het ongelijk is. 
Naar een persoon is het anders dan naar een ding of dier. Ook de-woorden en het-woorden verschillen.

Slide 3 - Drag question

Hoeveel hoofdletters horen in deze zin?

's middags ging ik met mijn hond diderik naar de mc donalds.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 4 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
Pyreneeen
B
Pyreneën
C
Pyreneéen
D
Pyreneeën

Slide 5 - Quiz

Welke woord is goed?
A
éncyclopedie
B
encyclopédie
C
encyclopedié
D
encyclopedie

Slide 6 - Quiz

1. De jongen op wie/waarop Maarten verliefd is, heet Tom.
2. Max tegen wie/waartegen Lewis racete, won met Formule 1.

Slide 7 - Open question

Welke zin is goed geschreven?
A
Als mensen nepnieuws lezen en daarna, pas een bericht dat het nepnieuws ontkracht geloven ze toch dat nepnieuws.
B
Als mensen nepnieuws lezen en daarna pas een bericht dat het nepnieuws ontkracht, geloven ze toch dat nepnieuws.
C
als mensen nepnieuws lezen en daarna pas een bericht dat het nepnieuws ontkracht, geloven ze toch dat nepnieuws.
D
Als mensen nepnieuws lezen en daarna pas een bericht dat het nepnieuws ontkracht, geloven ze toch dat nepnieuws?

Slide 8 - Quiz

Wat is fout aan deze zin?

Een groep wielrenners vielen vlak voor de finish.
A
een
B
groep
C
alles staat goed
D
vielen

Slide 9 - Quiz

Welke woorden zijn correct?
A
Noord-Holland, 60 plussers
B
€-teken, Noord-Brabant
C
assistent-bedrijfsleider stage weken
D
ex-collega, radioomroep

Slide 10 - Quiz

Wat is het meervoud van 'spray'?
A
sprayen
B
spray's
C
sprays
D
sprayz

Slide 11 - Quiz

Welk bezit is fout geschreven?
A
Mares agenda
B
Tess' sleutels
C
Daan's tas
D
Onno's fiets

Slide 12 - Quiz

Max was veel beter .... Hamilton.


A
dan
B
als

Slide 13 - Quiz

Mijn herkansing ging even slecht ... gisteren.


A
dan
B
als

Slide 14 - Quiz

Dat blad is groener ... dat andere blad.

A
dan
B
als

Slide 15 - Quiz

Hij is beter ....
A
als ik
B
als mij
C
dan ik
D
dan mij

Slide 16 - Quiz

Interpunctie
010

Slide 17 - Poll

Hoofdletters
010

Slide 18 - Poll

Meervouden
010

Slide 19 - Poll

Apostrof, accent
010

Slide 20 - Poll

Koppelteken, trema
010

Slide 21 - Poll

Congruentie
010

Slide 22 - Poll

Verwijswoorden
010

Slide 23 - Poll

Trappen van vergelijking en als/dan
010

Slide 24 - Poll

Waarover heb jij extra uitleg nodig?
Interpunctie
Hoofdletters
Meervouden van zelfstandig naamwoorden
Apostrof en accent
Koppelteken en trema
congruentie
verwijswoorden
Trappen van vergelijking met als/dan
geen

Slide 25 - Poll


Nog iets anders, namelijk...

Slide 26 - Open question