5.7 fossielen

Erfelijkheid en evolutie
Fossielen 
1 / 18
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Erfelijkheid en evolutie
Fossielen 

Slide 1 - Slide

Terugblik!

Slide 2 - Slide

Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen

Slide 3 - Quiz

Chantal heeft een hond. Een spiercel van deze hond bevat 78 chromosomen.
Hoeveel chromosomen heeft deze hond in een levercel?
A
39
B
78
C
156
D
36

Slide 4 - Quiz

Hoeveel chromosomen hebben wij?
A
22
B
23
C
44
D
46

Slide 5 - Quiz

46
Fenotype
nieuw genotype
        
         aantal chromosomen
            23 chromosomen
Zaadcel

Slide 6 - Drag question

Zet in de juiste volgorde van klein naar groot:
A
cel - chromosoom - DNA - gen
B
gen - chromosoom - DNA - cel
C
gen - chromosoom -cel - DNA
D
gen - DNA - chromosoom - cel

Slide 7 - Quiz

Uit welke stof bestaan chromosomen?
A
DNA
B
Genen
C
Mutaties
D
Draden

Slide 8 - Quiz

Fossielen

Slide 9 - Slide

Fossielen
zijn versteende overblijfselen van organismen of afdrukken van organismen in gesteenten.

Slide 10 - Slide

wat zijn fossielen?
Zijn versteende overblijfselen van de harde delen van een organisme.
Deze harde delen zitten in diepe oude aardlagen.
Fossielen zijn levenloos, er zijn geen resten zoals cellen, DNA, weefsels terug te vinden, alles is steen geworden. 
Een skelet is geen fossiel, is niet versteend. 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Verstenen 
Het dode dier wordt bedolven door zand of klei. Als dit snel gebeurt krijgen bacteriën niet de kans om het lijk af te breken. Er komen meer lagen zand of klei over de eerste laag heen en na een lange tijd versteent de eerste laag door de druk van de andere lagen.  
Dood en bederf                 Snel bedolven                     Mineralisatie                Erosie/blootstelling

Slide 13 - Slide

Gesteentelagen
Gesteentelagen zijn lagen zand/klei die over elkaar heen worden afgezet en verstenen. 
De oudste gesteentelagen liggen het diepst.
Fossielen komen in deze gesteentelagen voor. Hoe hoger (dichterbij de oppervlakte) ze liggen hoe jonger ze zijn. 
Soms vind je ze alleen in één gesteentelaag en daarna niet meer. Dit betekent dat dat dier is uitgestorven 

Slide 14 - Slide

Reconstructie
Uit de fossielen die gevonden worden (bijna nooit is het een heel dier) proberen ze een beeld te maken van hoe het dier eruit gezien zou hebben. 

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

    Aan het werk
Maak blz: 134, 135 en 136 

20 juni toets thema 5 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide