Tegenwoordige tijd (A2 thema 6)

Tegenwoordige tijd
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NT2Beroepsopleiding

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Tegenwoordige tijd

Slide 1 - Slide

De cursisten ___ de grammatica.
A
oefen
B
oefent
C
oefenen

Slide 2 - Quiz

Ik wil de soep eerst ___.
A
proef
B
proeft
C
proeven

Slide 3 - Quiz

Mijn vriendin ___ een belangrijke afspraak.
A
heb
B
hebt
C
heeft
D
hebben

Slide 4 - Quiz

Ik ___ morgen naar school.
A
moe
B
moet
C
moeten

Slide 5 - Quiz

Het ___ niet mogelijk om hier eten te kopen.
A
ben
B
bent
C
is
D
zijn

Slide 6 - Quiz

Op het mbo ___ je in de praktijk.
A
leer
B
leert
C
leren

Slide 7 - Quiz

De verpleegkundige kan goed met zieke mensen ___.
A
omga
B
omgaat
C
omgaan

Slide 8 - Quiz

Ik ben boos, omdat mijn partner over zijn salaris ___.
A
klaag
B
klaagt
C
klagen

Slide 9 - Quiz

Ik ___ niet hard te rijden.
A
durf
B
durft
C
durven

Slide 10 - Quiz

Aan het einde van de dag ___ je de kluis leegmaken.
A
kan
B
kun
C
kunt
D
kunnen

Slide 11 - Quiz

Het kind wil snoepjes, maar dat ___ niet.
A
mag
B
mogen

Slide 12 - Quiz

De doekjes ___ in de keuken.
A
lig
B
ligt
C
liggen

Slide 13 - Quiz

Je kunt hier een opleiding ___.
A
volg
B
volgt
C
volgen

Slide 14 - Quiz

___ u een pen voor me?
A
heb
B
hebt
C
heeft
D
hebben

Slide 15 - Quiz

Deze schrijver ___ heel bekend.
A
ben
B
bent
C
is
D
zijn

Slide 16 - Quiz

___ ik de deur opendoen?
A
zal
B
zul
C
zult
D
zullen

Slide 17 - Quiz

's Ochtends ___ ik eerst mijn kleding uit.
A
zoek
B
zoekt
C
zoeken

Slide 18 - Quiz

Het personeel ___ van het uitje.
A
geniet
B
genieten

Slide 19 - Quiz

Er ___ veel informatie op deze website.
A
sta
B
staat
C
staan

Slide 20 - Quiz

Pas op dat je je sleutel niet ___.
A
verlies
B
verliest
C
verliezen

Slide 21 - Quiz