This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Betoog schrijven
Slide 1 - Slide
Betoog
In een betoog geef je jouw mening --> standpunt innemen.
Dit standpunt noteer je al in de inleiding van je betoog.
Slide 2 - Slide
Betoog
Jouw standpunt onderbouw je door minimaal drie argumenten te noemen.
Het tekstdoel = overtuigen.
Je overtuigt de lezer van jouw standpunt.
Elke alinea begint met een argument
(dus minimaal 3 alinea's).
Slide 3 - Slide
Wat is een kenmerk van een feitelijk argument?
A
Het is fictie
B
Het is controleerbaar.
C
Veel mensen zijn het hiermee eens.
Slide 4 - Quiz
Onderbouwing
Je argument moet worden onderbouwd.
Stelling: De leeftijdsgrens voor alcohol moet naar zestien jaar.
Argument: 'Jongeren moeten de kans krijgen te leren omgaan met drank'.
Onderbouwing: Iedereen die een beetje nadenkt weet dat jongeren graag willen doen wat hun wordt verboden. Jongeren moeten de kans krijgen om te laten zien dat ze kunnen omgaan met alcohol. Dat zal misschien niet altijd goed gaan, maar daar leren ze van. Wanneer het hun verboden wordt, zullen ze ook niet leren hoe ze er verantwoordelijk mee kunnen omgaan. Sterker nog, het zal waarschijnlijk leiden tot ongeremd drankmisbruik. Jongeren kunnen deze verantwoording echt wel aan.
Slide 5 - Slide
Onderbouwing
Tips voor een sterk betoog
Varieer in het gebruik van signaalwoorden
bovendien / daarnaast / als derde argument / tot slot
hierdoor / waardoor / zodat / om die reden
De argumenten mogen geen overlap vertonen.
De argumenten mogen elkaar niet tegenspreken.
De alinea-indeling is correct.
De opbouw is logisch.
Sterkste argument eerst of juist niet?
Slide 6 - Slide
Opbouw
Titel
Inleiding (aandacht trekken & standpunt)
Argument 1 & uitwerking
Argument 2 & uitwerking
Argument 3 & uitwerking
Slot (herhaling standpunt)
Slide 7 - Slide
Titel
De titel bedenk je als laatste.
De titel moet scherp en helder worden geformuleerd.
Jouw standpunt kan nooit de titel zijn. (goed onthouden)