tussentoets nlt formatief Medicijnen

tussentoets H2 en 3 
Module      Medicijnen: van molecuul tot mens

TIPS
- open de toets op je pc of laptop, op je telefoon is te klein.
- maak notities en uitwerkingen in je logboek.
- de formules en grafieken die je nodig hebt vind je in een document op classroom, open dit voor je begint aan de toets.
1 / 28
next
Slide 1: Slide
Natuur, Leven en TechnologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

tussentoets H2 en 3 
Module      Medicijnen: van molecuul tot mens

TIPS
- open de toets op je pc of laptop, op je telefoon is te klein.
- maak notities en uitwerkingen in je logboek.
- de formules en grafieken die je nodig hebt vind je in een document op classroom, open dit voor je begint aan de toets.

Slide 1 - Slide

Wat betekent farmacodynamiek?
A
De snelheid waarmee een geneesmiddel in het lichaam wordt omgezet en weer verwijderd wordt.
B
De bereiding van een geneesmiddel.
C
De medicinale energie van een geneesmiddel.
D
De werking en werkingsmechanisme van een geneesmiddel in het lichaam.

Slide 2 - Quiz

Wat betekent farmacokinetiek?
A
De snelheid waarmee een geneesmiddel in het lichaam wordt omgezet en weer verwijderd wordt.
B
De bereiding van een geneesmiddel.
C
De medicinale energie van een geneesmiddel.
D
De werking en werkingsmechanisme van een geneesmiddel in het lichaam.

Slide 3 - Quiz

De communicatie tussen cellen verloopt op:
A
macroniveau
B
moleculair niveau
C
cellulair niveau
D
microniveau

Slide 4 - Quiz

Als een biologisch actieve stof een stimulerend effect heeft op de receptor noem je dit een:
A
antagonist
B
enzym
C
agonist
D
ligand

Slide 5 - Quiz

Bovenbuikspijn wordt vaak veroorzaakt door maagzuur. Maagzuur heeft normaal gesproken een functie bij de vertering van voedsel. Wat is deze functie?
A
het katalyseren van chemische reacties
B
het beschermen van het maag-darmkanaal tegen ziekteverwekkende bacteriën
C
het verteren van het voedsel
D
het verlagen van de pH

Slide 6 - Quiz

Welk orgaan is/welke organen zijn verantwoordelijk voor de klaring van een geneesmiddel? Leg je antwoord uit.

Slide 7 - Open question

Geef een beschrijving van het first-pass-effect.

Slide 8 - Open question

Lees de vraag en noteer de antwoorden op a t/m g in je logboek. Pas als je hier klaar mee bent en niet meer twijfelt klik je verder en vul je de juiste antwoorden in. Noteer ALLEEN het juiste woord (dus niet: a = ......).
Als er voedsel in de maag zit dan wordt in het onderste deel van de maag het hormoon ...a... gevormd. Vervolgens bindt dit hormoon aan de ...b... op de pariëtaalcellen. Hierdoor wordt een second messenger genaamd ...c... actief. Er gaan nu ionkanaaltjes open in de ...d... waardoor Ca2+-ionen de cel binnen kunnen stromen. Deze ionen activeren een kinase-eiwit dat op zijn beurt het enzym ...e... activeert. Dit enzym levert de energie om de protonpomp te laten werken, waardoor de pH in de maag daalt. Andere stoffen die via dezelfde second messenger de pH van de maag kunnen laten dalen zijn ...f... en ...g... .

Slide 9 - Slide

a =
(vul hier in wat je bij a hebt ingevuld in je logboek)

Slide 10 - Open question

b =

Slide 11 - Open question

c =

Slide 12 - Open question

d =

Slide 13 - Open question

e =

Slide 14 - Open question

f en g =
(noteer hier 2 antwoorden)

Slide 15 - Open question

De werking van geneesmiddelen
In de grafiek staat het % contracties uitgezet die gemeten worden op de darm van een rat bij toevoeging van oplopende concentraties van drie verschillende acetylcholine analoga (aangeduid met geneesmiddel 1, 2 en 3).
De volgende vragen gaan over deze grafiek. 


Slide 16 - Slide

Hoe noem je zo'n soort grafiek?

Slide 17 - Open question

Bepaal van geneesmiddel 1 grafisch de Kd.

Slide 18 - Open question

Bepaal van geneesmiddel 3 grafisch de Kd.

Slide 19 - Open question

Welk geneesmiddel heeft jouw voorkeur? Waarom?

Slide 20 - Open question

In coma
Een 15-jarig meisje heeft een alcoholpromillage van 1,8. Bij jongeren kan een promillage van 1,7 al leiden tot een coma. In 2018 werden 3300 jongeren onder de 25 op de Spoedeisende Hulppost (SEH) van ziekenhuizen behandeld voor een vergiftiging door alcohol. 

Slide 21 - Slide


Druk de alcoholconcentratie in het bloed van dit meisje uit in g/L (1 promille alcohol komt overeen met 1 g/L).

Slide 22 - Open question

Bereken hoeveel gram alcohol het meisje minimaal heeft ingenomen. Neem aan dat ze deze hoeveelheid alcohol in één keer achter elkaar heeft genuttigd. Alcohol verdeelt zich na opname over het totale lichaamswater. Het meisje weegt 52 kg en Vd is 0,59 L/kg lichaamsgewicht.

Slide 23 - Open question

Met hoeveel glazen bier komt dit overeen? Gemiddeld zit er 10 gram alcohol in 1 glas bier. Verder geldt dat F=1

Slide 24 - Open question

Een nieuw geneesmiddel
Voor een nieuw ontwikkeld geneesmiddel tegen hoge bloeddruk zijn in een farmacokinetische studie bij gezonde vrijwilligers de volgende parameters gevonden:
F=1,0
Vd=263L
K=23L/u
Er is sprake van een eerste orde kinetiek.
In een vervolgonderzoek wordt het geneesmiddel in een dosering van 100mg per dag toegediend.

Slide 25 - Slide

Bereken de plasmaconcentratie van dit geneesmiddel vlak na de inname. Geef je antwoord in 2 cijfers achter de komma nauwkeurig.

Slide 26 - Open question

Bereken de plasmaconcentratie van dit geneesmiddel vlak na de 2e inname (tip: bereken eerst T1/2). Geef je antwoord in 4 cijfers achter de komma nauwkeurig.

Slide 27 - Open question

Bereken de gemiddelde plasmaconcentratie van het geneesmiddel in steady state. Geef je antwoord in 2 cijfers achter de komma.

Slide 28 - Open question