Les 6 typen spieren

• Biologie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

Doel

Je kunt de bouw en werking van drie verschillende spiertypen beschrijven

Je legt de effecten van training en doping uit.

Bestudeer BINAS 80 E. Welke verschillen zie je tussen de 3 spiertypen? Vorm, grootte, kernen, invulling

1. Glad spierweefsel
2. Hart spierweefsel
3. Dwarsgestreept spierweefsel

1. Dwarsgestreept spierweefsel
2. glad spierweefsel
3. hartspierweefsel

bewust/onbewust - vermoeibaar/onvermoeibaar

https:

Deze spieren raken snel vermoeid

1. Glad spierweefsel
2. Dwarsgestreept spierweefsel

Noteer van de drie spiertypen op of ze bewust aangestuurd kunnen worden, of ze vermoeibaar zijn en wat de verschillen zijn tussen snelle en langzame vezels. Maak een foto van je schrift

spierwerking

Enkelvoudige contractie (samentrekking):

- Response op één enkele impuls

- Kort, snel en daarna ontspanning van de spier

Summatie:

- Opeenvolging van impulsen voordat de spier volledig ontspant

- Opeenvolgende contracties fuseren tot een sterkere contractie

Gekartelde tetanus (onvolledige tetanus):

- Hogere frequentie van stimulatie maar met kleine ontspanningsmomenten

- Levert een meer aanhoudende, maar niet maximale kracht

Volledige tetanus 

de spiervezels blijven maximaal samengetrokken door een zeer hoge impulsfrequentie.

- de spier ontspant niet meer.

Soorten contracties

 Gladde spieren:

- Onwillekeurige werking

- Langzame en langdurige contracties

- Worden gestimuleerd door het autonome zenuwstelsel en hormonen

- geen tetanus 

Dwarsgestreepte spieren:

- Willekeurig bewegen van skelet of huid

- Snelle contracties maar snel vermoeid bij zuurstofgebrek

- Bij hoge impulsfrequentie kunnen spieren maximaal samengetrokken blijven (tetanus)

Hartspierweefsel:

- Vertakt en met elkaar verbonden voor gecoördineerde samentrekkingen

- Onwillekeurige, ritmische contracties

-  Geen Tetanus:  omdat de hartspier een ingebouwde refractaire periode heeft die voorkomt dat het hart in een aanhoudende contractie (tetanus) vast komt te zitten.

Hoe kan training de werking van spieren beinvloeden?

Hoe kan doping de werking van spieren beinvloeden?

7 Geef aan waar in de afbeelding 3 zich de drie genummerde cellichamen van afbeelding 2 bevinden. Zet daartoe de nummers 1, 2 en 3 onder elkaar en schrijf achter elk nummer de naam van het deel waarin zich het desbetreffende cellichaam bevindt.

23 In welke van de drie fasen staan, volgens de gegevens in de afbeelding, kaliumkanaaltjes open?