In de vorige voorbeelden is het zinsdeel met het kledingsstuk (bijv. 'ein grüner Pullover') altijd als onderwerp in de zin gebruikt. Maar in de zinnen waar het gaat om een persoon die iets draagt of iets graag wil - en dat iets is bijv. kleding -
'Ich trage eine weiße Hose.' of 'Ich möchte ein schwarzes Kleid.'
dan is het zinsdeel met het kledingsstuk het lijdend voorwerp in de zin en staat het in de 4e naamval.
In de 4e naamval verandert er niets, behalve bij de mannelijke zelfstandig naamwoorden.
Zoals vorig jaar geleerd, wordt 'der' in de 4e naamval 'den': 'Der Mann ist nett.' 'Ich sehe den Mann' of: 'Ich sehe einen Mann.' Het bijvoeglijk naamwoord krijgt dezelfde uitgang, namelijk: '-en'.
Zie tabel op de volgende slide.