Introductie Bijvoeglijk Naamwoord

Het bijvoeglijk naamwoord
1 / 34
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
Das ist ein Auto.

Das ist ein rotes Auto.

Das ist ein rotes, schnelles Auto

Slide 5 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord & de 1e naamval
M
V
O
MV
1e
der / ein
+e / +er
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
(mijn) Großmutter hat eine Katze.
ond +1 v = meine Großmutter

(mijn lieve) Großmutter hat eine Katze.
ond +1 v = meine liebe Großmutter
vrouwelijke woorden

Slide 6 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord & de 1e naamval
M
V
O
MV
1e
der / ein
+e / +er
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
(de) Flamingos haben lange Beine.
ond +1 mv = die Flamingos

(de mooie) Flamingos haben lange Beine.
ond +1 mv = die schönen Flamingos
meervoud woorden

Slide 7 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord & de 1e naamval
M
V
O
MV
1e
der / ein
+e / +er
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
(de) Pullover hat einen Streifen.
ond +1 m = der Pullover

(de groene) Pullover hat einen Streifen.
ond +1 m = der grüne Pullover
mannelijke woorden

Slide 8 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord & de 1e naamval
M
V
O
MV
1e
der / ein
+e / +er
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
(mijn) Pullover hat einen Streifen.
ond +1 m = mein Pullover

(mijn groene) Pullover hat einen Streifen.
ond +1 m = mein grüner Pullover
mannelijke woorden

Slide 9 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord & de 1e naamval
M
V
O
MV
1e
der / ein
+e / +er
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
(de groene) Pullover hat einen Streifen.
ond +1 m = der grüne Pullover

(mijn groene) Pullover hat einen Streifen.
ond +1 m = mein grüner Pullover
mannelijke woorden

Slide 10 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord & de 1e naamval
M
V
O
MV
1e
der / ein
+e / +er
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
(het) Kind hat ein Bett.
ond +1 o = das Kind

(het kleine) Kind hat ein Bett.
ond +1 o = das kleine Kind.
onzijdige woorden

Slide 11 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord & de 1e naamval
M
V
O
MV
1e
der / ein
+e / +er
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
(jouw) Kind hat ein Bett.
ond +1 o = dein Kind

(jouw kleine) Kind hat ein Bett.
ond +1 o = dein kleines Kind.
onzijdige woorden

Slide 12 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord & de 1e naamval
M
V
O
MV
1e
der / ein
+e / +er
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
(het kleine) Kind hat ein Bett.
ond +1 o = das kleine Kind.

(jouw kleine) Kind hat ein Bett.
ond +1 o = dein kleines Kind.
onzijdige woorden

Slide 13 - Slide

Oefenen!

Bestudeer de tabel goed en prent de uitgangen van de bijvoeglijk naamwoorden uit je hoofd.

Kan jij ze toepassen?
M
V
O
MV
1e
der / ein
+e / +er
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en

Slide 14 - Slide

(de lieve) Lehrerin hat eine tolle Aufgabe gemacht.
1/4
A
der liebe
B
der lieber
C
die liebe
D
die lieben

Slide 15 - Quiz

Warum ist (de blauwe) Auto (o) weggefahren?
2/4
A
das blaue
B
das blaues
C
der blaue
D
der blaues

Slide 16 - Quiz

Das ist (mijn knappe) Mann!
3/4
A
mein hübsche
B
meine hübscher
C
meiner hübsche
D
mein hübscher

Slide 17 - Quiz

Haben (de slimme) Schüler diese Aufgaben verstanden?
4/4
A
der kluger
B
die kluge
C
die klugen
D
der kluge

Slide 18 - Quiz

M
V
O
MV
1e
der / ein
+e / +er
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
3e
dem / einem
+en
der / einer
+en
dem / einem
+en
den / keinen
+en
4e
den / einen
+en
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
M
V
O
MV
1e
der / ein
+e / +er
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
3e
dem / einem
+en
der / einer
+en
dem / einem
+en
den / keinen
+en
4e
den / einen
+en
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en

Slide 19 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord & de 4e naamval
M
V
O
MV
1e
der / ein
+e / +er
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
4e
den / einen
+en
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
Meine Großmutter hat (een) Katze.
lv +4 v = eine Katze

Meine Großmutter hat (een lieve) Katze.
lv +4 v = eine liebe Katze
vrouwelijke woorden

Slide 20 - Slide

M
V
O
MV
1e
der / ein
+e / +er
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
4e
den / einen
+en
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
Het bijvoeglijk naamwoord & de 4e naamval
Help!
Om dit te begrijpen, moet je eerst de les over de 4e naamval & ein-Gruppe gevolgd hebben!
Kom daarna hier weer terug.
Die Flamingos haben (geen) Beine.
lv +4 mv = keine Beine

Die Flamingos haben (geen korte) Beine.
lv +4 mv = keine kurzen Beine.
meervoud woorden
uitleg

Slide 21 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord & de 4e naamval
Der Pullover hat (een) Streifen.
lv +4 m = einen Streifen

Der Pullover hat (een oranje) Streifen.
lv +4 m = einen orangen Streifen
mannelijke woorden
M
V
O
MV
1e
der / ein
+e / +er
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
4e
den / einen
+en
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en

Slide 22 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord & de 4e naamval
Das Kind hat (het) Bett bekommen.
lv +4 o = das Bett

Das Kind hat (het oude) Bett bekommen.
lv +4 o = das alte Bett
onzijdige woorden
M
V
O
MV
1e
der / ein
+e / +er
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
4e
den / einen
+en
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en

Slide 23 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord & de 4e naamval
Das Kind hat (mijn) Bett bekommen.
lv +4 o = mein Bett

Das Kind hat (mijn oude) Bett bekommen.
lv +4 o = mein altes Bett
onzijdige woorden
M
V
O
MV
1e
der / ein
+e / +er
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
4e
den / einen
+en
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en

Slide 24 - Slide

Oefenen!

Bestudeer de tabel goed en prent de uitgangen van de bijvoeglijk naamwoorden uit je hoofd.

Kan jij ze toepassen?
M
V
O
MV
1e
der / ein
+e / +er
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
4e
den / einen
+en
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en

Slide 25 - Slide

M
V
O
MV
1e
der / ein
+e / +er
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
3e
dem / einem
+en
der / einer
+en
dem / einem
+en
den / keinen
+en
4e
den / einen
+en
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
M
V
O
MV
1e
der / ein
+e / +er
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
3e
dem / einem
+en
der / einer
+en
dem / einem
+en
den / keinen
+en
4e
den / einen
+en
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en

Slide 26 - Slide

Hast du (de nieuwe) Netflixserie (v) gesehen?
1/4
A
der neuen
B
die neuen
C
das neue
D
die neue

Slide 27 - Quiz

Gestern hat mein Bruder (een spannend) Buch (o) gekauft.
2/4
A
ein spannende
B
ein spannendes
C
eines spannende
D
ein spannender

Slide 28 - Quiz

Meine Schwester hat (een nieuwe) Freund (m).
3/4
A
ein neuer
B
einen neuen
C
einen neue
D
ein neue

Slide 29 - Quiz

Hast du (mijn rode) Schuhe (mv) gesehen?
4/4
A
meine roten
B
meinen roten
C
meinen rote
D
meine rote

Slide 30 - Quiz

Samenvatting!
  • Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord
  • Het bijvoeglijk naamwoord krijgt een eigen uitgang
  • Alle bijvoeglijk naamwoorden die voor hetzelfde zelfstandig naamwoord staan krijgen dezelfde uitgang

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

3H1

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide