Week24_Les1_havo_vwo2_ Het delend lidwoord

1 / 29
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

HET DELEND LIDWOORD
L' ARTICLE PARTITIF

Slide 8 - Slide

HET DELEND LIDWOORD
Leerdoelen: Aan het eind van deze les                   
              -kan ik het delend lidwoord gebruiken 
-ken ik de uitzonderingen            

Slide 9 - Slide

HET DELEND LIDWOORD (samenvatting)

  1. In  NL géén lidwoord => in FR een delend lidwoord                     
  2. Je kijkt eerst naar de vorm van het zelfstandig naamwoord   
Mannelijk
Vrouwelijk
Met h of klinker
Enkelvoud
du
de la
de l'
Meervoud
des
des
des

Slide 10 - Slide

HET DELEND LIDWOORD (samenvatting)

Voorbeelden:
  1. Ik eet kaas /  je mange du fromage   
  2. Wil je vlees? / tu veux de la viande? 
  3. Ik wil olie/ je veux de l'huile                  
  4. Er zijn tomaten/ il y a des tomates   

Slide 11 - Slide

Het delend lidwoord
On regarde la vidéo

Slide 12 - Slide

HET DELEND LIDWOORD (samenvatting)

Uitzonderingen: 
-Na een ontkenning gebruik je de of d'.  ex.: je ne bois pas d'eau  
-Na een hoeveelheidswoord gebruik je alleen de of d'                         ex.: beaucoup de tomates.
-Na de werkwoorden aimer, adorer, préférer, détester gebruik je altijd het bepaald lidwoord : le, la, l', les.
ex.:  tu aimes le cola?


Slide 13 - Slide

Het delend lidwoord
On regarde la vidéo

Slide 14 - Slide

Een delend lidwoord gebruik je
A
zowel in het Nederlands als in het Frans
B
alleen in het Nederlands
C
alleen in het Frans.
D
bij uitzonderingen in het Frans

Slide 15 - Quiz

Welke 4 vormen heb je van het delend lidwoord?
A
le, la, l', les
B
du, de la, de l', des
C
un, une
D
de le, de la, de l', de les

Slide 16 - Quiz

Het delend lidwoord is een samentrekking van de + het lidwoord.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Delend lidwoord
Welke zin is goed?

A
Au petit-déjeuner, je bois lait
B
Au petit-déjeuner, je bois du lait

Slide 18 - Quiz

Kies het juiste delend lidwoord:
Ma soeur demande ..........eau.
A
de l'
B
d'

Slide 19 - Quiz

'Er is geen olie meer.'
Kies de juiste vertaling. (ontkenning en delend lidwoord)


A
Il n'y a plus d'huile.
B
Il n'y a plus de l'huile.

Slide 20 - Quiz

Kies het juiste delend lidwoord:
Ma soeur prend _____ orangina.
A
du
B
de l'
C
de la
D
des

Slide 21 - Quiz

Vul het juiste delend lidwoord in:
'Ma mère achète......pain
A
des
B
de la
C
du
D
de

Slide 22 - Quiz

Je prends ..... poisson.
(Kies het goede delend lidwoord)
A
de la
B
du
C
de l'
D
des

Slide 23 - Quiz

Kies: delend lidwoord of de / d':
Tu ne mange pas __ légumes?
A
du
B
de la
C
de
D
d'

Slide 24 - Quiz


Wat gebeurt er met het delend lidwoord na:
een hoeveelheid / een ontkenning?
A
geen idee
B
er verandert niets
C
delend lidwoord verandert in de / d'
D
delend lidwoord verandert in le/la/l'/les

Slide 25 - Quiz

Je ne bois pas ..... coca.
(Kies het goede delend lidwoord)
A
du
B
des
C
de la
D
de

Slide 26 - Quiz

HET DELEND LIDWOORD
     Tot het eind van de les: Ex.30, 31 p.112-114
Als je klaar bent: Ex.17 p.139 
                                         

Slide 27 - Slide

Objectifs atteints / Leerdoelen gehaald?
Kun je iemand uitnodigen om bij jou te komen eten?
A
JA
B
NEE

Slide 28 - Quiz

Objectifs atteints / Leerdoelen gehaald?
Kun je het delend lidwoord gebruiken?
A
JA
B
NEE

Slide 29 - Quiz