les 1 de maatschappij verandert

les 1 de maatschappij verandert
1 / 48
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

les 1 de maatschappij verandert

Slide 1 - Slide

Wat was geen luxeproduct uit de jaren 50-60?
A
auto
B
stofzuiger
C
magnetron
D
koffiezetapparaat

Slide 2 - Quiz

Kenmerkend voor de jaren '50 in Nederland was...
A
Genieten van het leven na de Tweede Wereldoorlog, consumptiemaatschappij
B
Groei van de welvaart, veel mensen hebben een auto
C
Hard werken, sparen, zuinig zijn, emigratie
D
Ontzuiling en Secularisatie

Slide 3 - Quiz

Wat was een gevolg van de gezinspolitiek in de jaren 50
A
de man mocht als enige kostwinnaar zijn
B
de vrouw moest minstens 12 uur per week werken
C
jongens werden verplicht thuis te helpen met het huishouden
D
meisjes mochten na hun 15e niet meer naar school

Slide 4 - Quiz

vraag 10: jaren 50
A
groeiende export
B
hoge lonen
C
lage prijzen
D
wederopbouw

Slide 5 - Quiz


Bij de jaren 50 horen:
A
Consumptiemaatschappij & hippies
B
Nozems & Consumptiemaatschappij
C
Geleide loonpolitiek & hippies
D
Geleide loonpolitiek & nozems

Slide 6 - Quiz

Wat hoort niet bij de jaren 50?
A
netheid
B
vrijheid
C
spaarzaamheid
D
soberheid

Slide 7 - Quiz

Waarom past dit niet bij de jaren '50?
A
Vrouwen konden toen niet lezen.
B
Vrouwen droegen altijd een keukenschort.
C
Er was geen geld voor kleding.
D
Dit was taboe.

Slide 8 - Quiz

Wat is geen taboe in de jaren 50'?
A
Bloot
B
Seks
C
Homoseksualiteit
D
Kinderen

Slide 9 - Quiz

Vrouwen waren in de jaren 50
A
Ge-emancipeerd
B
Feministisch
C
Handelingsonbekwaam
D
Werkten in de wederopbouw

Slide 10 - Quiz

Een consumptiemaatschappij is een maatschappij
A
waarin iedereen veel voedsel consumeert.
B
waarin bonnen worden uitgedeeld zodat iedereen kan consumeren.
C
waarin iedereen evenveel bezit heeft.
D
waarin het hebben van veel bezittingen status geeft.

Slide 11 - Quiz

Nederland werd in de jaren 50' 60 van de vorige eeuw een consumptiemaatschappij, wat is dit?
A
Maatschappij waarin iedereen gelijk is
B
Maatschappij waarin het kopen van luxe goederen normaal wordt
C
Maatschappij waar er veel moet worden bezuinigd
D
Maatschappij waarin de president alles voor het zeggen heeft

Slide 12 - Quiz

In Nederland ontstond een consumptiemaatschappij. Wat hoort niet bij zo'n maatschappij?
A
Mensen gaan vaker naar de bioscoop
B
Mensen bezoeken regelmatig een sportwedstrijd
C
Er komen minder winkels
D
Er worden nieuwe uitvindingen gedaan

Slide 13 - Quiz

De "amerikanisering" is een ..... van de consumptiemaatschappij.
A
oorzaak
B
gevolg
C
nadeel
D
voordeel

Slide 14 - Quiz

Welke ´producten´ zijn kenmerkend voor een consumptiemaatschappij?
A
Een huis, schoolboeken, ID kaart, prothese, bril
B
PS5, Smartphone, Apple Watch, Tesla, Chromebook, frikandelbroodje
C
Brood, melk, vlees, schoon drinkwater
D
TV, radio, leren jassen, alcohol, brommer, sigaretten

Slide 15 - Quiz

Wat hoort niet bij de consumptiemaatschappij?
A
Op vakantie gaan
B
Een auto
C
Een huis
D
Een televisie

Slide 16 - Quiz

Wat is een van de oorzaken van de consumptiemaatschappij?
A
loslaten geleide loonpolitiek
B
einde WOI
C
nieuwe uitvindingen in de industrialisatie
D
opening van nieuwe winkels met televisies

Slide 17 - Quiz

Iedereen kan meedoen en iedereen wordt beïnvloed
A
Informatiemaatschappij
B
Massacultuur
C
Amerikanisering
D
consumptiemaatschappij

Slide 18 - Quiz

Mensen zijn snel op de hoogte van het laatste nieuws
A
Informatiemaatschappij
B
Massacultuur
C
sociale controle
D
consumptiemaatschappij

Slide 19 - Quiz

De film Rebel without a Cause is een voorbeeld van ...
A
Amerikanisering
B
Massacultuur
C
Informatiecultuur
D
James Dean

Slide 20 - Quiz

Wat hoort NIET bij Nederland in de jaren 50-60?
A
Ontstaan van een consumptiemaatschappij
B
Ontstaan van een informatie maatschappij
C
Ontstaan van massacultuur
D
Amerikanisering

Slide 21 - Quiz

Welk begrip past bij de afbeelding hier rechts?
A
Informatiemaatschappij
B
Amerikansering
C
Massacultuur
D
Consumptiemaatschappij

Slide 22 - Quiz

Waar waren de hippies vooral tegen?
A
Consumptiemaatschappij
B
Amerikanisering
C
Massacultuur
D
Sociale controle

Slide 23 - Quiz

Welk begrip past het beste bij deze bron?

A
Amerikanisering
B
Consumptiemaatschappij
C
Massacultuur

Slide 24 - Quiz

Welk product past bij het begrip ‘massacultuur’?

A
Een minirok die in de mode is.
B
Een muts die je oma gebreid heeft.
C
Een schilderij van Rembrandt.

Slide 25 - Quiz

Wanneer ontstond een massacultuur?
A
begin jaren 50
B
eind jaren 50
C
midden jaren 60
D
begin jaren 80

Slide 26 - Quiz

Welke 2 begrippen passen bij de bron?
A
Amerikanisering en ontzuiling
B
Ontzuiling en massacultuur
C
individualisering en ontzuiling
D
Massacultuur en amerikanisering

Slide 27 - Quiz

Hoe noem je een maatschappij waarbij men veel luxeproducten kan kopen?
A
consumptiemaatschappij
B
Informatiemaatschappij
C
Massacultuur
D
Standenmaatschappij

Slide 28 - Quiz

Andy Warhol is een beroemde kunstenaar. Hij heeft ook het beroemde 'Soupcans' gemaakt. Welk begrip past het beste bij dit kunstwerk?
A
Massacultuur
B
Consumptiemaatschappij
C
Mentaliteit

Slide 29 - Quiz

Welk land had de meeste invloed op de massacultuur van de jaren 60
A
Sovjet-Unie
B
Amerika
C
Engeland
D
Frankrijk

Slide 30 - Quiz

Het ontstaan van massacultuur is gevolg van meer welvaart
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quiz

Wat is een consumptiemaatschappij?
A
Een samenleving waarin mensen zuinig moeten zijn.
B
Een samenleving waarin mensen luxegoederen kunnen kopen.
C
Een samenleving waarin mensen hard moeten werken.
D
Een samenleving waarin iedereen een uitkering krijgt.

Slide 32 - Quiz

Hoe dachten hippies over de consumptiemaatschappij?
A
Ze wilden dat iedereen eraan meedeed
B
Hier moesten zij niks van hebben
C
Door de consumptiemaatschappij konden zij meer drugs gebruiken
D
Consumptiemaatschappij? Doe mij maar wat lsd...

Slide 33 - Quiz

Waardoor werd de amerikanisering mogelijk?
A
door de verzuiling
B
door de opkomst van de massamedia
C
door de tweede feministische golf
D
door het onderwijs

Slide 34 - Quiz

Wat is Amerikanisering?
A
Toenemende invloed van de Amerikaanse cultuur
B
Dat er veel Amerikanen in een land komen wonen
C
Dat Amerika een welvarend land werd
D
Dat Amerika een wereldmacht werd

Slide 35 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van de amerikanisering?
A
introductie rock&roll
B
fastfoodrestaurants
C
Hollywood films
D
ontzuiling

Slide 36 - Quiz

Goede voorbeelden van Amerikanisering zijn:
A
Hamburgers eten en bescheiden zijn.
B
Coca-cola drinken en voor jezelf opkomen.
C
T-Shirts dragen en bescheiden zijn.
D
Pizza eten en voor jezelf opkomen.

Slide 37 - Quiz

Wat hoort niet bij amerikanisering?
A
Coca-Cola
B
McDonald's
C
Ceylon thee
D
Starbucks

Slide 38 - Quiz

Sinterklaas is een voorbeeld van amerikanisering.
A
Goed
B
Fout

Slide 39 - Quiz

Op welke van de onderstaande vier begrippen had amerikanisering het meeste invloed ?
A
Verzorgingsstaat
B
Ontzuiling
C
Jongerenculturen
D
Secularisatie

Slide 40 - Quiz

Wat was een oorzaak van Amerikanisering?
A
de consumptiemaatschappij
B
de wederopbouw
C
de jongerencultuur
D
het marshallplan

Slide 41 - Quiz

Met het Eurovisie Songfestival wordt amerikanisering tegengegaan
A
Juist
B
Onjuist

Slide 42 - Quiz

Amerikanisering in Nederland blijkt vooral uit...
A
het gebruik van Amerikaanse woorden
B
het grote aantal immigranten in Nederland
C
het grote aantal vakanties naar Amerika
D
veel oorlogsvluchtelingen die naar hun land terugkeren

Slide 43 - Quiz

Kloppen deze zinnen?
1. De Amerikanisering werd veroorzaakt door de overwinning van de VS op Duitsland.
2. De Marshallhulp was ook belangrijk bij het proces van Amerikanisering.
A
Zin 1 is juist Zin 2 is onjuist
B
Zin 1 is onjuist Zin 2 is juist
C
Beide zinnen zijn juist
D
Beide zinnen zijn onjuist

Slide 44 - Quiz

De Haka is amerikanisering
A
Waar
B
Niet waar

Slide 45 - Quiz

Na de 2
Na de 2e wereldoorlog staat West Europa erg open voor de  consumptiemaatschappij uit Amerika en krijgt deze veel invloed. Hoe komt dat?
A
In Amerika is alles veel groter en mooier dan in Europa.
B
De Amerikanen hebben (onder andere) een einde gemaakt aan de 2e wereldoorlog.
C
Amerika heeft financieel bijgedragen aan de wederopbouw van Europa.
D
Amerika heeft van oorsprong een rijkere cultuur

Slide 46 - Quiz

Wat zijn kenmerken van de jaren '50 in Nederland?
A
Hard werken, Zuinigheid en gehoorzaamheid
B
Wederopbouw na de oorlog en een losse seksuele moraal.
C
Een losse seksuele moraal, protest en zuinigheid
D
Geen jongerencultuur, het verdwijnen van de verzorgingsstaat.

Slide 47 - Quiz

Kenmerkend voor de jaren '50 in Nederland was...
A
Genieten van het leven na de Tweede Wereldoorlog, consumptiemaatschappij
B
Groei van de welvaart, veel mensen hebben een auto
C
Hard werken, sparen, zuinig zijn, emigratie
D
er kwam een multiculturele samenleving

Slide 48 - Quiz