3.1 herhaling werkwoordspelling

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Je herhaalt

- stam/ik-vorm 
- tegenwoordige tijd
- verleden tijd
- voltooid deelwoord
- onvoltooid deelwoord

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Onvoltooid deelwoord
Het is nog bezig. Je maakt dit altijd door een d toe te voegen aan het hele werkwoord.

Lopend gingen zij naar school.
Vragend keek hij haar aan.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Kies het woord dat op de stippellijn hoort:
'... je croissantjes van de Aldi lekker?'
A
Vind
B
Vindt
C
Vint
D
Vinden

Slide 15 - Quiz

Kies het woord dat op de stippellijn hoort:
'... je docent de kaasbroodjes van de Jumbo lekker?
A
Vind
B
Vindt
C
Vint
D
Vinden

Slide 16 - Quiz

Zoek de persoonsvorm en kies de stam die bij dit werkwoord hoort.
Bijvoorbeeld: Zij heet mevrouw Julia.
persoonsvorm = heet
de stam (ik vorm) = heet

Slide 17 - Slide

Ze woont helemaal alleen in het grote huis.
A
woont
B
woon
C
woond
D
wonen

Slide 18 - Quiz

Ze zit uren in haar stoel te lezen.
A
zit
B
zidt
C
zitten
D
zid

Slide 19 - Quiz

Haar hond Fik ligt dan aan haar voeten te slapen.
A
lag
B
ligd
C
ligt
D
lig

Slide 20 - Quiz

Persoonsvorm tt. Vul het juiste woord in.

Het vliegtuig lan_ morgen.

Slide 21 - Open question

De kleine Teun verstopt zich achter de boom.

a: goed b: fout
persoonsvorm (TT) of voltooid deelwoord (VT)?
A
goed
B
fout

Slide 22 - Quiz

Je herhaalde
- stam/ik-vorm 
- tegenwoordige tijd
- verleden tijd
- voltooid deelwoord
- onvoltooid deelwoord
Maak 3.1B, C & D

Slide 23 - Slide

Breng volgende les een schrift mee voor Nederlands.
Geen schrijfblok, maar een schriftje.

Slide 24 - Slide