This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
3.5 deel 2 & 3.8
Uitleg deel 2 van 3.5
Uitleg 3.8: bloedgroepen
Aan de slag met de opdrachten
Slide 1 - Slide
Bloedplaatjes
Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedstolling
Afweer
Zuurstof vervoeren
Hemoglobine
Antistoffen maken
Slide 2 - Drag question
Slide 3 - Slide
Antigeen= eiwit op een lichaamsvreemde cel of virus
Antistof= stof die een witte bloedcel aanmaakt om het antigeen onschadelijk te maken
Slide 4 - Slide
Witte bloedcel maakt antistoffen
Slide 5 - Slide
Waar voel je je eigenlijk ziek van?
A
Van de infectie
B
Van de infectie en van de afweerreactie van je lichaam
C
Van de afweer van je lichaam
D
Van de witte bloedlichaampjes
Slide 6 - Quiz
Antigeen= eiwit (slot) op een lichaamsvreemde stof zoals een bacterie
Welke letter stelt een antistof voor?
A
P
B
Q
C
R
Slide 7 - Quiz
Antigeen= eiwit (slot) op een lichaamsvreemde stof zoals een bacterie
In welke tekening is de ziekteverwekker het MINST schadelijk
A
Tekening 1
B
Tekening 2
C
Tekening 3
Slide 8 - Quiz
Sleep de 4 juiste termen naar de juiste uitleg
Cellen die antistoffen maken
Bij een tweede besmetting word je niet meer (erg) ziek
Een prik met verzwakte ziekteverwekkers
Dode bacteriën en dode witte bloedcellen
Immuun
Afweer
Infectie
Rode bloedcellen
Pus
Vaccinatie
Witte bloedcellen
Slide 9 - Drag question
Allergie
Ook een allergie is een foutje in je immuunsysteem. Je immuunsysteem reageert dan heftig op bepaalde stoffen die eigenlijk niet gevaarlijk zijn (allergische reactie).
Anafylactische shock
Slide 10 - Slide
Allergische reactie
Allergie: overgevoeligheid voor een stof, bv rode plek, jeuk, etc.
Zeer ernstige reactie: anafylactische reactie, potentieel dodelijk.
Slide 11 - Slide
Anafylactische shock
Een zeer zware allergische reactie
Levensbedreigend!
Epi-pen (adrenaline) vernauwt de bloedvaten tijdelijk.
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Als je bloedgroep A geeft aan iemand met bloedgroep B dan:
A
Treedt er geen specifieke immuunreactie op
B
Gaat het bloedplasma stollen
C
Gaan de bloedcellen "klonteren"
D
Valt de persoon met bloedgroep B flauw
Slide 18 - Quiz
Als je antistof "anti-B" geeft aan iemand met bloedgroep O dan: