Les 12-03-2021, paragraaf 3.4

• Economie
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Planning voor de les:

4 minuten: binnenkomst, welkom en spullen voor.

5 minuten: voorkennis testen

1 minuut: leerdoelen en huiswerk

20 minuten: uitleg 

5 minuten: leerdoelen testen

25 minuten: aan het werk!

Afzet= 50 stuks Prijs per stuk = €10,-
Inkoopwaarde = €200,-
Brutowinst =....

1. €300,-
2. €2.050,-
3. €290,-
4. €500,-

Joris kan door efficiënter te werken de bedrijfskosten in zijn bedrijf verlagen met € 4.500 per jaar. De brutowinst stijgt uiteindelijk met € 4.200.
Wat is het effect op de nettowinst?

1. De nettowinst stijgt met € 8.700
2. De nettowinst daalt met € 8.700
3. De nettowinst stijgt met € 4.500
4. De nettowinst blijft gelijk

Piet zijn omzet was vorige maand 100.000 euro.

Deze maand is zijn omzet 110.000 euro.

Hoeveel procent is zijn omzet gestegen?

Hoe reken ik dit uit?

Stap 1.  

nieuwe omzet - oude omzet = stijging in geld

Stap 2.  

stijging in geld : oude omzet

x 100 = groei in %

Vul het antwoord op de vorige vraag in. Hoeveel procent is Piet zijn omzet gestegen?

Uitwerking

Stap 1.

110.000 - 100.000 = 10.000

Stap 2.

10.000 : 100.000 x 100% = 10%

Hoe reken ik dit uit?

Stap 1.

nieuwe omzet - oude omzet = stijging in geld

Stap 2.

stijging in geld : oude omzet

x 100 = groei in %

omzet: 83.000 euro
brutowinst: 34.000 euro
Hoeveel procent is de brutowinst van de omzet?

Uitwerking

___________ : omzet x 100 = __________%

brutowinst : omzet x 100 =__________%

34.000 / 83.000 x 100% = 40,96%

Leerdoelen:

- Ik kan werken met indexcijfers.

- Ik kan aan de hand van indexcijfers vergelijkingen maken.

HUISWERK: Paragraaf 3.4

Indexcijfers

Indexcijfers geven de prijsontwikkeling aan van een bepaald product.

Soms worden producten goedkoper (deflatie) en vaak worden producten duurder (inflatie).

We kunnen naar 1 product kijken (bijv aarbeien) of naar een hele groep producten (bijv fruit) en daar het gemiddelde van nemen.

Indexcijfers

VUISTREGEL

INDEXCIJFER VAN HET BASISJAAR IS ALTIJD 100

Indexcijfers

Berekeningen indexcijfers:

Indexcijfer berekenen?

(gegeven van nieuw jaar : gegeven van het basisjaar) × 100 = indexcijfer.

• Indexcijfer 2013 = 2,64 : 2,75 x 100 = 96

Indexcijfers

Berekeningen indexcijfers:

Van indexcijfer naar getal?

1: Deel het indexcijfer van het gevraagde jaar door 100.

2: Vermenigvuldig de uitkomst met het getal in het basisjaar.

• 1: 96 : 100 = 0,96
• 2: 0,96 x 2,75 = €2,64

96

Indexcijfers

	2013	2014	2015	2016
€	2,64	2,75	2,51
I	96	100		101,09

Indexcijfer 2013 = 2,64 : 2,75 x 100 = 96

Indexcijfers

	2013	2014	2015	2016
€	2,64	2,75	2,51	2,78
I	96	100	91,27	101,09

2015: 2,51 : 2,75 x 100 = 91,27 

2016: 1: 101,09 : 100 = 1,0109

         2: 1,0109 x 2,75 = €2,78

Wat heb je geleerd?

Hoe noemen we een prijsstijging?

1. Inflatie
2. Deflatie

Hoeveel punten is het basisjaar?

1. 1000
2. 10
3. 100
4. 1

Indexcijfers zijn hetzelfde als procenten.

1. Juist
2. Onjuist

Bereken het indexcijfer van 2006.

Uitwerking

(gegeven van dat jaar : gegeven van het basisjaar) × 100 = indexcijfer.

Gebruik de verhoudingstabel en kom tot de volgende berekening:

107.000.000 : 71.000.000 x 100 = 150,70 (afgerond)

Bereken de omzet van 2013.

Uitwerking

1: Deel het indexcijfer van het gevraagde jaar door 100.

2: Vermenigvuldig de uitkomst met het getal in het basisjaar.

Gebruik de verhoudingstabel en kom tot de volgende berekening:

1: 136 : 100 = 1,36

2: 1,36 x 318.000.000 = €432.480.000,00

Aan de slag!

Wat? Opdrachten van paragraaf 3.4

Hoe? In de online leeromgeving

Hulp? De docent (tijdens de les), je laptop en je medestudent.

Tijd? Tot de timer op 0 staat of de opdrachten af zijn

Uitkomst? Je hebt geoefend met de leerstof.

Klaar? Ga verder met een ander vak of ga verder in paragraaf 3.5