Woensdag 10 februari

Woensdag 10 februari
Woordenschat en schrijven
nieuwe woorden thema 6 en schrijfopdracht

Grammatica
oefenen met de verleden en voltooide tijd

Pauze

Rekenen
Romeinse cijfers
DISK






!! ollaH
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woensdag 10 februari
Woordenschat en schrijven
nieuwe woorden thema 6 en schrijfopdracht

Grammatica
oefenen met de verleden en voltooide tijd

Pauze

Rekenen
Romeinse cijfers
DISK






!! ollaH

Slide 1 - Slide

Woordenschat
Vandaag leer je vijf nieuwe woorden bij het thema Verliefd zijn.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 2 - Slide

verwachten
  • waarschijnlijk gaat het gebeuren
  • 'ik denk dat het zo zal zijn'
  • vermoedelijk
  • Zin: Ik verwacht dat het vandaag gaat regenen.

Slide 3 - Slide

het winkelcentrum
  • een paar winkels bij elkaar
  • vaak onder één dak
  • meestal met een supermarkt
  • Zin: We zien elkaar in het winkelcentrum, vanmiddag!

Slide 4 - Slide

passen
  • meervoud van: de pas
  • kleding aandoen en kijken of je het mooi vindt staan
  • (kleren) uitproberen
  • Zin: Ik ga dit jurkje even passen!

Slide 5 - Slide

raden
  • gokken
  • een antwoord proberen te geven
  • niet zeker weten
  • Zin: Raad eens hoe oud ik ben? Inderdaad, ik ben 25.

Slide 6 - Slide

de invloed
  • iets wat gevolgen heeft voor iets of iemand anders
  • macht hebben
  • kunnen bepalen wat er gebeurt
  • Zin: Vrienden hebben vaak veel invloed op jouw leven.

Slide 7 - Slide

Maak zinnen met de woorden.
Regels
- denk aan de leestekens en hoofdletters;
- je schrijft minimaal 3 zinnen

De woorden: verwachten, het winkelcentrum, raden, passen, de invloed

Slide 8 - Open question

Grammatica
We gaan oefenen met de verleden en voltooide tijd van werkwoorden. Je docent noemt een werkwoord en daarna een tijd (verleden of voltooid). Jij moet de juiste vorm opschrijven.

Slide 9 - Slide

Schrijf de volgende zin in de verleden én voltooide tijd:
De man loopt over straat.

Slide 10 - Open question

Schrijf de volgende zin in de verleden én voltooide tijd:
Ik lees dit boek.

Slide 11 - Open question

Schrijf de volgende zin in de verleden én voltooide tijd:
De mensen deden een warme jas aan.

Slide 12 - Open question

Kies nu één van de werkwoorden die op je tafel ligt. Schrijf er een goede zin mee.

Slide 13 - Open question

      PAUZE !!

Slide 14 - Slide

Rekenen............met............
Romeinse cijfers

  Romeinse cijfers kom je tegen op





Slide 15 - Slide

Wat zijn Romeinse cijfers?
  • Getallensysteem; symbolen/tekens die de Romeinen gebruikten als getal (Romeinen waren in een groot deel van Europa de baas.  Het Romeinse Rijk bestond van 753 voor Christus tot 476 na Christus.
  • Er zijn nog veel overblijfselen uit die tijd
  • Nu als bouwjaar van een gebouw
  • op papier/horloge: ziet er 'sjiek' uit.

Slide 16 - Slide

Het Romeinse getallenstelsel
M D C L X V I
M = 1000
D = 500
C = 100
L = 50
X = 10
V = 5 
I = 1
- De waarde van een Romeins getal vind je door alle cijfers bij elkaar op te tellen.
- Staat er een letter met lagere waarde voor een letter met hogere waarde
 dan moet je deze ervan af trekken.
IX = 9 omdat de 1 afgetrokken wordt van de tien.      
XL = 40 (50-10)                                      CM= 900    IX = 9 omdat de 1 is afgetrokken                                                                                           afgetrokken wordt van de tien.
XL = 40 (50-10)
XLVIII = 48 (50-10+8)
CM = 900
       
XLVIII = 48 (50-10+8)
CM = 900


Slide 17 - Slide

Welke getallen staan hier?
V IX XII LV XIII LXXXIV CM

Slide 18 - Open question

Welk jaartal staat hier?

Slide 19 - Slide

Maak de getallen
7 11 14 50 46 330 490 900

Slide 20 - Open question

Maak het jaartal .....1450

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Slide

In welk jaartal is dit kerkje gebouwd?
Wat is het jaartal in Romeinse cijfers?

Slide 23 - Open question

Nog geen tijd?   werken in DISK  thema 6

Slide 24 - Slide