Uitscheiding Les 4

Nieren
1 / 21
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Nieren

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Huiswerk 20-01-2022
Werk per groep onderstaande ziektebeelden uit aan de hand van onderstaande vragen:
Nierfunctiestoornis
Cystitis
Urine retentie

Gebruik bij het uitwerken de volgende vragen:
Wat is het?
Wat zijn de oorzaken?
Wat zijn de risicofactoren?
Wat zijn de symptomen?
Welke complicaties kunnen er optreden?
Hoe vind de diagnostiek plaats?
Hoe wordt de ziekte behandeld?



Slide 3 - Slide

Lesdoelen
- Aan het einde van deze periode ken je de anatomie en fysiologie van nieren.
- Aan het einde van de les kun je de functies van de nieren benoemen en uitleggen.



Slide 4 - Slide

Functies van de nieren
- Uitscheiden van afvalstoffen
- Aanmaak rode bloedcellen
- Regulering van de bloedsamenstelling
        - Wateruitscheiding
        - Zout balans
        - Zuur-base evenwicht

Slide 5 - Slide

Welke 3 processen in het
nefron zorgen ervoor dat
voorurine urine wordt
en afvalstoffen uitgescheiden worden?
timer
2:00

Slide 6 - Open question

Aanmaak van rode bloedcellen
Wanneer bloed te weinig zuurstof bevat, reageert het nierweefsel met een verhoogde afgifte van het hormoon erytropoëtine (EPO). 

meer erytropoëtine = meer aanmaakt van rode bloedcellen in het rode beenmerg.

Meer rode bloedcellen = meer transport van zuurstof via het bloed.

Is de O2 concentratie genormaliseerd, dan wordt de EPO-productie geremd. 

Van de totale hoeveelheid gevormde erytropoëtine nemen de nieren 85% voor hun rekening. De lever produceert de resterende 15%. 

Slide 7 - Slide

Wateruitscheiding
ADH (antidiuretisch hormoon) verhoogt de doorlaatbaarheid voor water in de wand van de distale tubulus en van de verzamelbuis (beide alleen water doorlatend oiv ADH en aldosteron).

Hersenen registreren osmotische waarde bloed. Is deze hoger dan normaal --> meer ADH afgifte door hypofyse.
   

ADH via bloed naar nieren -> minder en urine geconcentreerder, door meer terugresoptie -> meer vocht in bloedbaan -> osmotische waarde bloed daalt -> stijging RR.



Slide 8 - Slide

Zoutbalans
Bijna al het NaCl moet uit de voorurine terug naar het bloed, net als kalium en calcium. Na trekt meer water aan dan K.

Te veel zout -> hogere osmotische waarde -> meer water naar de bloedbaan -> hoge RR.

Zoutenuitscheiding onder invloed van hormonen (RAAS)

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Zuur-base evenwicht
Lichaam = 7,35 – 7,45pH

Geregeld door meer of minder uitscheiding van H+ ionen. 

Te lage pH = meer uitscheiding van H+ ionen

Te hoge pH = minder uitscheiding van H+ ionen


Slide 11 - Slide

Welk hormoon zorgt voor de aanmaak van rode bloedcellen?

Slide 12 - Open question

Welk hormoon zorgt er direct voor dat er meer water terug geresorbeerd wordt in het nefron?
A
Renine
B
RAAS
C
ADH
D
Adrenaline

Slide 13 - Quiz

De zuurgraad van het bloed wordt geregeld door meer of minder uitscheiding van
A
Natrium (Na)
B
waterstof (H+ ionen)
C
Kalium (K)
D
Calcium (Ca)

Slide 14 - Quiz

Wat is de weg van de urine, van boven naar uiteindelijk uitplassen?
Nierbekken
Urinebuis
Nierschors
Blaas
Niermerg
Urineleider

Slide 15 - Drag question

Als er meer water teruggeresobeerd wordt in het nefron dan:
A
gaat de bloeddruk omhoog en de osmotische waarde omlaag.
B
gaat de bloeddruk omlaag en de osmotische waarde omlaag
C
gaat de bloeddruk omhoog en de osmotische waarde omhoog
D
gaat de bloeddruk omlaag en de osmotische waarde omhoog

Slide 16 - Quiz

Zet in de juiste volgorde
verzamelbuis
Lichaampjes van malpighi
1e kronkelbuis
2e kronkelbuis
Nierkelken
Lis van Henle

Slide 17 - Drag question

Begrippenlijsten
De begrippenlijsten van het spijsverteringsstelsel en uitscheidsstelsel staan op It's learning.

Slide 18 - Slide

Huiswerk
Werk onderstaande ziektebeelden uit aan de hand van onderstaande vragen:
Nierfunctiestoornis
Cystitis
Urine retentie

Gebruik bij het uitwerken de volgende vragen:
Wat is het?
Wat zijn de oorzaken?
Wat zijn de risicofactoren?
Wat zijn de symptomen?
Welke complicaties kunnen er optreden?
Hoe vind de diagnostiek plaats?
Hoe wordt de ziekte behandeld?



Slide 19 - Slide

Lesdoelen
- Aan het einde van deze periode ken je de anatomie en fysiologie van nieren.
- Aan het einde van de les kun je de functies van de nieren benoemen en uitleggen.



Slide 20 - Slide

Vragen?

Slide 21 - Slide