Het urinewegstelsel niveau 3

Het urinewegstelsel
1 / 45
next
Slide 1: Slide
Anatomie-fysiologieMBOStudiejaar 3

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Het urinewegstelsel

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

0

Slide 2 - Video

This item has no instructions

Het urinestelsel produceert urine en voert de urine af. Het urinestelsel bestaat uit de nieren die de urine produceren en de urinewegen die de urine afvoeren. Urine is water met afvalstoffen en overtollige stoffen. 

Het urinestelsel zorgt ervoor dat de hoeveelheid water in het lichaam en de samenstelling daarvan niet te veel varieert. Dat is belangrijk, want een heleboel processen in het lichaam verlopen het best bij een ongeveer constante samenstelling.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat is de normale pH waarde in het lichaam?
A
7.15-7.25
B
7.25-7.35
C
7.35-7.45
D
7.45-7.55

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

PH
De normale waarde van pH in het lichaam ligt  tussen de 
7.35 en 7.45. 
Bij deze pH werken allerlei stofwisselingsprocessen het best.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

ph niet op alle plaatsen hetzelfde! Maagzuur, alvleessap: werking enzymen

Daarna appelsap, azijn en ph strips!!
Het lichaam bestaat voor ongeveer ..% uit water
A
30%
B
40%
C
50%
D
60%

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Water in het lichaam
Het lichaam bestaat voor ongeveer 60% uit water
  • het meeste zit in de cellen (intracellulair)
  • daarna tussen de cellen (intercellulair)
  • en dan het bloedplasma (vasculair)

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Functies water
  • Bouwstof: Cellen bestaan voor een groot deel uit water
  • Oplosmiddel: Glucose en zouten lossen op in water
  • Transportmiddel: Voedingsstoffen uit de voeding in de darm worden via water in het bloed getransporteerd

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn de functies van al dat water in het lichaam?
Meerdere antwoorden mogelijk
A
Bouwstof
B
Verbranding
C
Oplosmiddel
D
transport

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Vochtbalans
Het lichaam houdt het waterpeil in evenwicht
  • een vochtbalans bestaat uit een hoeveelheid ingenomen vocht en een hoeveelheid uitgescheiden vocht

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Van de afvalstoffen in het bloed wordt urine gemaakt :
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Functies zouten (electrolyten)
Zouten zijn deeltjes die in water een elektrische lading hebben (elektrolyten)
  • zout en water trekken elkaar aan
  • zout en water is van invloed op de bloeddruk
  • zouten zorgen voor een goede spier- en zenuwwerking
  • regelen van de zuurgraad in het lichaam (PH)

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Zouten in het lichaam zijn van belang voor ....(meerdere antwoorden juist)
A
spierwerking
B
zenuwwerking
C
bloeddruk
D
ademhaling

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Het water in je lichaam bevat elektrolyten
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Nieren
  • vorming van urine (diurese)
  • Binnen grenzen houden van vocht en electrolyten, de ph en de bloeddruk d.m.v. homeostase
  • Productie van hormonen en vitamines

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Wat is een functie van de nieren?
A
Urine uitscheiden
B
Bloed zuiveren
C
Glucose opslaan
D
Maken van gal

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Welke beweringen zij juist?
er zijn meerdere antwoorden mogelijk
A
De nieren verwijderen zout
B
De nieren verwijderen afvalstoffen
C
De nieren zorgen voor voldoende zout en water in je lichaam
D
De nieren verwijderen bloed

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Van buiten naar binnen bestaat de nier uit....
A
Nierkapsel, nierschors, niermerg, nierkelk, nierbekken
B
Niermerg, nierkelk, nierbekken, nierschors, nierkapsel
C
Nierbekken, Nierkapsel, niermerg, nierschors, nierkelk
D
Nierkelk, nierschors, nierkapsel, nierbekken, niermerg

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions


Iedere nier bestaat van buiten naar binnen uit de volgende onderdelen:
  • Nierkapsel
  • Nierschors 
  • Niermerg
  • Nierkelk 
  • Nierbekken
Bouw van de nieren

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Iedere nier is opgebouwd uit ongeveer 1 miljoen nefronen

Een nefron bestaat uit:
  • Kapsel van Bowman
  • Glomerulus
  • Tubelus (alle nierbuisje/lus van henle)

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Nefronen bevinden zich in ?

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

NEFRON

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

De processen die plaatsvinden in het nefron zijn filtratie en resorptie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Filtratie 
  • Bloedplasma wordt door de glomerulus geperst naar het kapsel van Bowman = voorurine

  • Vervolgens gaat de voorurine door de lus van Henle 

Van de voorurine wordt geleidelijk de uiteindelijke urine gemaakt

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Terugresorptie
  • Glucose, zouten en water worden vanuit het nefron teruggebracht naar het bloed
  • Ten slotte gaat de urine naar de verzamelbuis

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Slide 30 - Video

This item has no instructions

Blaas
De blaas is de verzamelplek van de urine.
  • Is een holle spier
  • Inhoud is ongeveer 400-500ml 
  • Bij ongeveer 300-400 ml krijgen de hersenen een signaal en krijg je aandrang om te plassen.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Urinebuis
Loopt van de blaas naar de plaats waar de urine het lichaam verlaat.

De urinebuis bij een man is langer en ligt een klier omheen, dit is de prostaat.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Plassen



  • De blaas vult zich
  • Rekprikkel gaat naar het ruggenmerg
  • Spieren in de blaaswand trekken zich samen
  • Gelijktijdig opent zich de sluitspier om de urethra
  • Samen met de bekkenbodemspieren zorgt de sluitspier ervoor dat de urine geleidelijk de blaas via de plasbuis verlaat 


Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Wat zit er in de afvalstoffen die je uitplas?
  • bilirubine, een afbraakproduct van hemoglobine
  • urinezuur, vanuit natuurlijke afbraak cellen (DNA)
  • ureum, een afbraakproduct van eiwit
  • creatinine, een afbraakproduct van een stof in spierweefsel


Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Hormonen en vitamines
  • EPO (erytropoetine), dat het beenmerg stimuleert om rode bloedcellen te maken
  • Aanmaken van het hormoon renine dat de bloeddruk verhoogt
  • Aanmaken van vitamine D. De nier zet vitamine D uit de huid om in de actieve vorm (vitamine D3) welke zorgt voor meer calcium in het bloed

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Wat betekend EPO?

A
Erytrohitsamine
B
Erytrohormoon
C
Erytropoetine
D
Erythipina

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

EPO (erytropoetine)
EPO is een hormoon dat in de nieren wordt aangemaakt.
Het stimuleert de aanmaak van rode bloedcellen in het beenmerg.
Bij een lage zuurstofconcentratie in het bloed gaan de nieren extra epo produceren.

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Wat doet EPO
A
helpt bij het terugnemen van zouten
B
bevordert aanmaak rode bloedcellen
C
juiste hoeveelheid water wordt teruggenomen
D
maakt hormoon renine aan

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het doelwitorgaan van EPO?
A
Het beenmerg
B
De nier
C
De hypofyse

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Waar wordt het hormoon renine gemaakt?
A
in de nier
B
in de bijnier
C
in de alvleesklier
D
in de schildklier

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Renine 
Renine is een hormoon
Dat wordt aangemaakt in de nieren
Renine heeft als uiteindelijke doel de bloeddruk te verhogen 

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Antidiuretisch hormoon (ADH)
De hoeveelheid urine die de nieren uitscheiden hangt af van de hoeveelheid vocht in het lichaam.
  • Bij veel vocht in het lichaam geeft de hypofyse weinig antidiuretisch hormoon af (ADH). De nier resorbeert minder water terug. Er wordt meer urine uitgescheiden.
  • Bij weinig vocht in het lichaam gebeurt het omgekeerde. De hypofyse geeft meer ADH af. De nier resorbeert meer water terug. Er wordt minder urine uitgescheiden.

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Het antidiuretisch hormoon (ADH)
A
Bevordert de filtratie van het bloed
B
Bevordert de resorptie van water in de nieren
C
Zorgt voor meer urineproductie
D
Zorgt voor samen trekken van de blaas

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Waar wordt het antidiuretisch hormoon geproduceerd?
A
in de bijnieren
B
in de hypofyse
C
in de nieren
D
in de schildklier

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Slide 45 - Slide

This item has no instructions