herhaling tekstdoelen en tekstindeling

Het slot heeft altijd een functie.

Wat kan GEEN functie van een slot zijn?
A
een vraag stellen
B
een samenvatting geven
C
een conclusie trekken
D
een oplossing van een probleem geven
1 / 25
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Het slot heeft altijd een functie.

Wat kan GEEN functie van een slot zijn?
A
een vraag stellen
B
een samenvatting geven
C
een conclusie trekken
D
een oplossing van een probleem geven

Slide 1 - Quiz

Lezen herhaling 

  • Je kan de tekstdoelen aanwijzen en voorbeelden geven.
  • Je kan voorbeelden geven van tekstvormen
  • Je kent het verschil tussen een onderwerp en een deelonderwerp van een tekst.
  • Je kent de begrippen zoekend lezen, verkennend lezen en grondig lezen.
  • Je kan alinea's en tussenkoppen herkennen.

Slide 2 - Slide

Met welke tekstvorm hebben wij hier te maken?
A
krant
B
tijdschrift
C
poster
D
brief

Slide 3 - Quiz

Met welke tekstvorm hebben wij hier te maken?
A
krant
B
brief
C
poster
D
folder

Slide 4 - Quiz

Bekijk de tekst.
Hoeveel alinea's tel je?

Slide 5 - Slide

Het doel van een tekst.

Slide 6 - Mind map

Het onderwerp van de tekst noteer je in:
A
Een paar woorden.
B
Een hele zin.
C
In twee of meer zinnen.

Slide 7 - Quiz

In welke drie onderdelen is een tekst verdeeld?

Slide 8 - Open question

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over school?
A
De dierenwinkel
B
De geschiedenis van voetbal
C
Pauzes in de aula
D
Zakgeld

Slide 9 - Quiz

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over politiek?
A
Gezelschapsspellen
B
Verkiezingen
C
Vakantiereizen
D
De woestijn

Slide 10 - Quiz

Wat is een deelonderwerp?

Slide 11 - Open question

Bij grondig lezen, lees je de tekst:
A
Helemaal
B
Voor de helft
C
Nog niet

Slide 12 - Quiz

Welke leesmanier gebruik je bij de volgende vraag:

Wanneer is de finale van de Olympische Winterspelen?
A
zoekend lezen
B
grondig lezen
C
verkennend lezen

Slide 13 - Quiz

Wat is het doel van deze krantenartikelen?
A
Informeren
B
Overhalen/activeren
C
Instrueren
D
Overtuigen

Slide 14 - Quiz

Wat is het doel van dit aan poster?
A
Informeren
B
Overhalen/activeren
C
Amuseren
D
Uitleg geven

Slide 15 - Quiz

Wat is het doel van dit recept?
A
Informeren
B
Overhalen/aansporen
C
Amuseren
D
Instrueren/uitleg geven

Slide 16 - Quiz

De schrijver wil dat je iets wel of niet gaat doen.
DOEL?
A
overhalen/aansporen
B
amuseren
C
Overtuigen
D
overtuigen

Slide 17 - Quiz

De inleiding
A
Vertelt waar de tekst over gaat.
B
Vertelt waar de tekst niet over gaat.
C
Staat onderaan de tekst
D
Staat op de volgende bladzijde

Slide 18 - Quiz

De inleiding is het...
A
begin van de tekst
B
midden van de tekst
C
einde van de tekst

Slide 19 - Quiz

De schrijver wil zijn mening geven.
DOEL?
A
Uitleg geven
B
overtuigen
C
informeren
D
overhalen/aansporen

Slide 20 - Quiz

Een inleiding kan verschillende functies hebben. Wat is geen functie van een inleiding?
A
onderwerp aangeven
B
voorbeeld geven
C
vraag stellen
D
samenvatting geven

Slide 21 - Quiz

Wat wil je NIET met je inleiding?
A
Belangstelling wekken
B
Onderwerp introduceren
C
Zorgen dat lezers afhaken.

Slide 22 - Quiz

Wat is een slot?
A
einde van de tekst
B
begin van de tekst
C
midden in de tekst
D
de kern

Slide 23 - Quiz

In het slot wordt......
A
het belangrijkste uit de tekst wordt herhaald
B
kennis gemaakt met het onderwerp van de tekst

Slide 24 - Quiz

Als er 'dus' in het slot staat, wat zal dan waarschijnlijk de functie van het slot zijn?
A
Een advies geven
B
Een conclusie geven

Slide 25 - Quiz