M4c 09/10/23 FAQ + signaalwoorden, leesvaardigheid reader deel 2

1 / 40
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Planning 
  • materiaal controle
  • spreekopdracht 
    -> duo's mondeling bepalen
  • herhaling signaalwoorden + veelgestelde vragen
  • leesvaardigheid reader deel 2 (afhankelijk van de tijd) 

Slide 2 - Slide

Materiaal controle
- laptop
- snelhechter
- blauwe/zwarte pen 
- rode pen

Slide 3 - Slide

Speaking exercise, round 1
Groep 1                                                 Groep 2
Aboudi en Qaiss                               Dylan en Loek
Raf en Jurre                                        Sjors en Tim
Nikolai en Peer                                  Menno en Cihan
Yrsa en Guus                                      Rudy en Idrees
Nora en Daphne                               Lars, Sven en Milou
Bram en Jayla

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Speaking exercise, round 2
Groep 1                                                 Groep 2
Daphne en Jayla                              Cihan en Idrees
Nora en Yrsa                                       Loek en Lars
Bram en Jurre                                   Tim en Milou 
Nikolai en Aboudi                            Menno, Sjors en Sven
Peer en Raf                                         Rudy en Dylan 
Qaiss en Guus     

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Einde van de spreekoefening
Ga weer terug naar je plek op de plattegrond

Slide 16 - Slide

Mavo 4
Signaalwoorden
Veel gestelde vragen in examens

Slide 17 - Slide

Waarom zou het zo belangrijk zijn om de signaalwoorden en veel gestelde vragen te leren?
A
Ze komen veel voor op examens.
B
Hoe groter je woordenschat, hoe makkelijker het lezen van examens wordt.
C
Zo hoef je deze woorden niet meer te vertalen tijdens het examen.

Slide 18 - Quiz

Mix het signaalwoord met de juiste vertaling
however
moreover
unless
instead
consequently
bovendien
als gevolg daarvan
echter, maar
in plaats van
tenzij

Slide 19 - Drag question

Koppel de signaalwoorden aan hun functie
opsomming
oorzaak en gevolg
tegenstelling
vergelijking
although
and
but
even though
however
in addition
just as
moreover
nevertheless
similarly
as a result
because
consequently

Slide 20 - Drag question

Koppel de signaalwoorden aan hun functie
conclusie
voorwaarde
voorbeeld
so
if
such as
therefore
to sum up 
for example
unless
for instance

Slide 21 - Drag question

Wat is de functie van het signaalwoord 'compared to' in deze zin:
Compared to other students, I scored pretty well on the test.
A
voorbeeld
B
tegenstelling
C
vergelijking
D
conclusie

Slide 22 - Quiz

Wat is de functie van het signaalwoord 'because' in deze zin:
The student went home because she was ill.

A
voorbeeld
B
oorzaak en gevolg
C
opsomming
D
conclusie

Slide 23 - Quiz

Wat is de functie van het signaalwoord 'whereas' in deze zin:
Humans are capable of error whereas computers are not.

A
tegenstelling
B
voorwaarde
C
opsomming
D
conclusie

Slide 24 - Quiz

Wat is de functie van het signaalwoord 'since' in deze zin:
Work had become a lot more efficient since computers are now widely used.

A
tegenstelling
B
reden
C
opsomming
D
voorwaarde

Slide 25 - Quiz

'Since' heeft 2 betekenissen. Geef één van de twee betekenissen. 2 antwoorden zijn goed.
A
omdat/aangezien
B
vanaf/sinds
C
vooraf/voorgaand
D
achteraf gezien

Slide 26 - Quiz

Fill in the blanks
_______ he was very tired, he stayed in his office till late to finish his work.
_______ he starts coming on time, he will be fired.
Jess was born in Moscow, _______ she is Russian.
_______ going to the cinema, we decided to stay at home.
unless
although
so
instead of

Slide 27 - Drag question

Frequently asked questions

Slide 28 - Slide

How does the writer introduce the topic?
A
Hoe stelt de schrijver zich voor?
B
Hoe introduceert de schrijver zichzelf?
C
Hoe introduceert de schrijver het onderwerp?
D
Hoe schrijf je een introductie?

Slide 29 - Quiz

What does the word refer to?
A
Waar wijs je naar?
B
Waar verwijst het woord naar?
C
Wat betekent het woord wijzen?
D
Wat doet het woord verwijzen daar?

Slide 30 - Quiz

What is the main point of paragraph 5?
A
Wat is het belangrijkste punt in alinea 5?
B
Wat is het punt van alinea 5?
C
Welk punt wordt niet gemaakt in alinea 5?
D
Is dat het punt van alinea 5?

Slide 31 - Quiz

What is mentioned about dogs?
A
Wat is er met honden?
B
Hoe worden honden vaak genoemd?
C
Hoe noem je een hond?
D
Wat wordt er gezegd over honden?

Slide 32 - Quiz

What becomes clear in line 17?
A
Dat is duidelijk regel 17.
B
Wie schreef regel 17?
C
Wat wordt er duidelijk in regel 17?
D
Regel 17 lijkt mij duidelijk.

Slide 33 - Quiz

Which of the following words mean ...?
A
Wat betekenen deze woorden?
B
Wat betekent het volgende?
C
Welke van de volgende woorden betekent...?
D
Wie is bekend met de volgende woorden?

Slide 34 - Quiz

What can be concluded?
A
Welke conclusie wordt er gemaakt?
B
Wat kan er worden geconcludeerd?
C
Is dat de conclusie van de tekst?
D
Wat is het eindpunt?

Slide 35 - Quiz

Hoe goed ken je de signaalwoorden en de veel gestelde vragen op dit moment al?
0 = totaal niet
10 = heel goed
010

Slide 36 - Poll

Hoeveel minuten moet je nog besteden aan het leren van deze woorden en zinnen?
0360

Slide 37 - Poll

Extra hulp nodig bij de vaardigheden?


I-uur leesvaardigheid:
donderdag in lokaal C18 bij mevrouw Wijnia (kom voorbereid)

I-uur luistervaardigheid:
maandag in A15 bij mevrouw van Tilburg

Slide 38 - Slide

What's next?
Nog meer dan 15 minuten: start leesvaardigheid reader deel 2 
Minder dan 15 minuten: document 'tekst mondeling' afmaken

Slide 39 - Slide

End of the lesson
- niemand ruimt op, voordat ik het zeg
- we blijven allemaal zitten totdat de bel gaat
- Lina schuift vandaag alle stoelen aan (vorige les vergeten)

Ga je staan of ruim je eerder op? Dan vertrek je als laatst. 

Slide 40 - Slide