Het bijvoeglijk naamwoord les 2

H2A
Emma
Yara
Tom
levi
Kaya
Dex 
Tcivor
Liselotte
Yenthe
Quint
Tess
Justi W
Benjamin
Levi S
Mink
Ruben
JustinH
Noah
David
Mitchell
Manuel
Joanh
Kay
Finn
Sryanne
Viggo
Alexia
Docent
1 / 17
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

H2A
Emma
Yara
Tom
levi
Kaya
Dex 
Tcivor
Liselotte
Yenthe
Quint
Tess
Justi W
Benjamin
Levi S
Mink
Ruben
JustinH
Noah
David
Mitchell
Manuel
Joanh
Kay
Finn
Sryanne
Viggo
Alexia
Docent

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

L' adjectif qualificatif

Slide 3 - Slide

  Het bijvoeglijk naamwoord
Een BN zegt iets over een zelfstandig naamwoord (personen, dieren, dingen).
Vorm: 



Plaats: NL: BN vòòr zelfstandig naamwoord
         FR: BN meestal achter zelfstandig naamwoord
MNL
VRL
ENV
    -
    e
MV
    s
   es

Slide 4 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord
Voorbeelden:
Je regarde une ….......                   série  intéressant
Il achète un …........                       pull                beau
Ma mère a une ….....................    voiture   nouveau 
Elle voudrait deux....                        tee-shirts   vert 


série interessante
beau pull
nouvelle voiture
 tee-shirts verts

Slide 5 - Slide

  Het bijvoeglijk naamwoord
UITZONDERING:
 -e (VRL)
Als het BN eindigt op -e, geen extra e
bv: une chose rouge
-s, -x (MNL) en MV
Als het BN eindigt op -s of -x, geen extra s 
bv: un livre français/ deux livres français
      un vieux sac/ des vieux sacs 

Slide 6 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord
Voorbeelden:   
Je cherche ma …                              robe      rouge 

Il rencontre trois ….                        garçon    français
robe rouge
garçons français

Slide 7 - Slide

   Het bijvoeglijk naamwoord
Bijzondere vrouwelijke vormen

 -x
Als het BN eindigt op -x, eindigt de vrouwelijke vorm op -se.
B.v.: heureux = heureuse / jaloux = jalouse
 -f
Als het BN eindigt op -f, eindigt de vrouwelijke vorm op -ve.
B.v: sportif = sportive/ intensif = intensive

Slide 8 - Slide

   Het bijvoeglijk naamwoord
Bijzondere mannelijk meervoud

 -eau
Als het BN eindigt op -eau, komt er een -x achter bij mannelijk meervoud.
B.v.: mes nouveaux voisins
 -al
Als het BN eindigt op -al, eindigt het mannelijk meervoud op -aux.
B.v: les musées nationaux

Slide 9 - Slide

Een bijvoeglijk naamwoord....
A
zegt iets over een zelfstandig naamwoord
B
zegt iets over een werkwoord

Slide 10 - Quiz

Waar moet je op letten bij het bijvoeglijk naamwoord?
A
plek (voor/achter zelfst .nwrd)
B
vorm ( mannelijk /vrouwelijk/meervoud)
C
vorm en plek
D
op de juf???

Slide 11 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord: wat is de juiste vorm?
A
La plage est beau.
B
La plage est beaux.
C
La plage est belle.
D
La plage est belles.

Slide 12 - Quiz

Wat is hier de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle porte les chaussures verts.
B
Elle porte les chaussures vert.
C
Elle porte les chaussures verte.
D
Elle porte des chaussures vertes.

Slide 13 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Alyssa est très heureux
B
Alyssa est très heureus
C
Alyssa est très heureuse
D
Alyssa est très heureuxs

Slide 14 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord: vrouwelijke vorm meervoud van 'Sportif'
A
Sportive
B
Sportives
C
Sportifs
D
Sportif

Slide 15 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord: mannelijk meervoud van 'Spécial'
A
Spéciales
B
Spécials
C
Spéciaux
D
Spéciauxs

Slide 16 - Quiz

Exercice 16E
Maak bij elke afbeelding twee zinnen met een bijvoeglijk naamwoord
Klaar: Maak Ex 16F, 16G, 16H, 16i blz 126 in je boek

Slide 17 - Slide