Introductie opdracht 1 en 2 thema 13 Muziek

Uitleg van nieuwe woorden 
1.  Lees het woord
2.  Lees de betekenis(sen)
3.  Lees de voorbeeldzin(nen)
4.  Bekijk de plaatjes
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Uitleg van nieuwe woorden 
1.  Lees het woord
2.  Lees de betekenis(sen)
3.  Lees de voorbeeldzin(nen)
4.  Bekijk de plaatjes

Slide 1 - Slide

muziek

Slide 2 - Mind map

het instrument
voorwerp om muziek mee te maken

Het meisje maakt hele mooie muziek met dit insturment.

Slide 3 - Slide

het glas
hard, doorzichtig materiaal

De jongen drinkt water uit het glas.

Slide 4 - Slide

schrijven (ww)
letters maken

Ik schrijf de woorden in mijn schrift.

Slide 5 - Slide

de discotheek
plek waar je kan dansen op muziek

De mensen dansen op de muziek.

Slide 6 - Slide

de discotheek
schrijven
het instrument
het glas

Slide 7 - Drag question

Maak een zin met
"schrijven"

Slide 8 - Open question

Wat hoort NIET bij
"de discotheek"?
A
de ingang
B
het drankje
C
schrijven
D
uitgaan

Slide 9 - Quiz

Maak een zin met
"het instrument"

Slide 10 - Open question

Maak een zin met
"het glas"

Slide 11 - Open question

minimaal
het laagste of het kleinste

Je moet minimaal een 6 halen om een voldoende te krijgen.

Slide 12 - Slide

de artiest / de zanger
iemand die zijn creatieve talent gebruikt om bijvoorbeeld muziek te maken.

De artiest treed op in het concertgebouw.
De zanger zong heel mooi tijdens het concert.

Slide 13 - Slide

de ingang / de uitgang


 

plaats of opening waar je naar binnen / buiten kunt gaan

Het was erg druk bij de ingang / de uitgang van de school.

Slide 14 - Slide

momenteel

 

nu, op het moment

We zijn momenteel bezig met woordenschat.

Slide 15 - Slide

genoeg

 

zoveel als nodig is en zelfs meer

We hebben genoeg gegeten.

Slide 16 - Slide

traag

 

langzaam, in een laag tempo

De leerlingen zijn heel traag bij het pakken van hun boeken.

Slide 17 - Slide

bestuderen / onderzoeken(ww)

 

ergens meer over te weten komen

De onderzoekers bestuderen de bouw van het lichaam.
De dokter onderzoekt de patiënt.

Slide 18 - Slide

momenteel
traag
minimaal
de uitgang

Slide 19 - Drag question

Maak een zin met
"(de) artiest".

Slide 20 - Open question

Maak een zin met
"traag".

Slide 21 - Open question

Maak een zin met
"genoeg".

Slide 22 - Open question