4H - TH1 - Herhaling

Thema 1: Inleiding in de biologie
Basisstof 1:  Wat kun je met biologie?
1 / 50
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Thema 1: Inleiding in de biologie
Basisstof 1:  Wat kun je met biologie?

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
1.1.1 Je kunt beschrijven wat biologie is en uitleggen dat biologie op veel gebieden een rol speelt.
1.1.2 Je kunt het verschil tussen levensloop en levenscyclus beschrijven.
1.1.3 Je kunt de organisatieniveaus van de biologie benoemen en uitleggen dat op elk hoger organisatieniveau emergente eigenschappen kunnen ontstaan.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

waar of niet waar?

een soort heeft een levensloop
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Zet de organisatieniveau's van groot naar klein. 
groot
klein
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
ecosysteem
levensgemeenschap
organisme
orgaan
populatie
orgaanstelsel
biosfeer
organel
cel
weefsel

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions

Wat is een ecosysteem?
A
Alle abiotische factoren samen
B
Alle relaties tussen organismen en hun milieu
C
A en B
D
Een bepaald gebied, waarin de biotische en abiotische factoren een eenheid vormen

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

INDIVIDU
POPULATIE
ECOSYSTEEM
LEVENSGEMEENSCHAP

Slide 7 - Drag question

This item has no instructions

Individu vs soort
Organismen behoren tot hetzelfde soort:
  • als ze zich samen kunnen voortplanten
  • en de nakomelingen vruchtbaar zijn

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Thema 1: Inleiding in de biologie
Basisstof 2: Organen, weefsels en cellen

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen - BS2
1.2.1 Je kunt orgaanstelsels, organen, weefsels en cellen bij een mens herkennen en hun kenmerken en functies beschrijven.

1.2.2 Je kunt beschrijven dat groepen cellen in een weefsel, orgaan of orgaanstelsel een gezamenlijke functie uitoefenen.

1.2.3 Je kunt bij (delen van) organismen het verband aangeven tussen vorm en functie.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Sleep de functies naar het juiste orgaanstelsel
Ademhalen
Signalen doorgeven
Voedsel verteren
Stevigheid 
Transport van bloed
Bewegen

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions



Lever een schermafdruk met je percentage goed zichtbaar hieronder in.
Oefen met de organen en orgaanstelsels.

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Tussencelstof

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

De vorm van een pinguinvleugel past bij de functie ervan. Wat is de functie van een pinguinvleugel?
A
De vleugelvorm voorkomt afkoeling in ijskoud water.
B
Door de vleugelvorm kan de pinguin beter zwemmen.
C
Door de vleugelvorm kan de pinguin beter uit het water terug op het ijs komen.
D
Door de vleugelvorm kan de pinguin beter vis vangen.

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Vorm en functie

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Thema 1: Inleiding in de biologie
Basisstof 3: Plantaardige en dierlijke cellen

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
1.3.1 Je kunt een microscoop gebruiken en daarmee (delen van) organismen bestuderen.

1.3.2 Je kunt delen van dierlijke cellen en van plantaardige cellen benoemen en de functies ervan beschrijven

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Benoem de onderdelen. 
cytoplasma
kern
kernmembraan
celmembraan
celwand
intercellulaire ruimte
vacuole

plastide (bladgroenkorrels)
vacuolemembraan

Slide 18 - Drag question

This item has no instructions

Dierlijke en plantaardige cellen
Alleen plantaardige cellen
Bladgroenkorrel
Celkern
Celwand
Celmembraan
Celplasma
Vacuole

Slide 19 - Drag question

This item has no instructions

Thema 1: Inleiding in de biologie
Basisstof 4:  organellen

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen BS 4
1.4.1 Je kunt een cel beschrijven als zelfstandig functionerende biologische eenheid.
1.4.2 Je kunt beschrijven hoe transport van stoffen via (cel)membranen plaatsvindt.
1.4.3 Je kunt de bouw en functie van het cytoskelet en het celmembraan beschrijven.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Organellen
  • celkern
  • endoplasmatisch reticulum
  • golgisysteem
  • mitochondriën
  • lysosomen
  • plastiden
  • celmembraan
  • cytoskelet

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Bij hyperekplexia wordt een afwijkend eiwit gevormd dat deel uitmaakt van het celmembraan van zenuwcellen.
Waar wordt dit eiwit gesynthetiseerd?
A
In de celkern
B
In de mitochondrien
C
In de ribosomen
D
Op het celmembraan

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Sleep de organellen naar de juiste functie.
Transportsysteem
Levert energie
Breekt stoffen af
Maakt eiwitten
Bevat chromosomen
Celkern
Ribosomen
Lysosoom
Mitochondriën
ER
Golgi-systeem

Slide 24 - Drag question

This item has no instructions

Een eiwit is zojuist gemaakt in een cel. Welke organellen komt dit eiwit achtereenvolgend tegen?
1
3
4
2
Celkern
Mitochondrium
Celmembraan
Ribosoom
ER
Golgi-systeem

Slide 25 - Drag question

This item has no instructions

Eiwitsynthese

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Hoe heet het proces dat op de afbeelding wordt weergegeven?
A
Exocytose
B
Osmose
C
Diffusie
D
Endocytose

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

transport via blaasjes (BS4)
endocytose
exocytose

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Thema 1: Inleiding in de biologie
Basisstof 5: transport door membranen

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen BS5
1.5.1 Je kunt de concentratie van een oplossing berekenen.
1.5.2 Je kunt uitleggen wat diffusie en osmose is en toelichten welke rol osmose speelt bij de stevigheid van planten.
1.5.3 Je kunt beschrijven hoe transport van stoffen via (cel)membranen plaatsvindt.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

concentratie berekenen
Let op % is per 100

Slide 31 - Slide

(59 / 500) * 100% = 11,9 %
Diffusie 

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

transport 
actief transport
  • kost energie
  • van laag naar hoge concentratie
  • "berg op"
passief transport
  • kost geen energie
  • van hoge naar lage concentratie (berg af)

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Osmose: (A) beweegt altijd naar de plek met de (B) opgeloste stoffen.
A
A: water B: meest
B
A: water B: minste
C
A: opgeloste stoffen B: meeste
D
A: opgeloste stoffen B: minste

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Osmose
Verplaatsing van water
 van een plek met de laagste concentratie --> hoogste concentratie

eindresultaat: concentratie van opgeloste stof is gelijk

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Sleep de begrippen naar het juiste vak.
actief transport
passief transport
Kost geen energie
Kost energie
Endocytose
Exocytose
Diffusie
Osmose
Fagocytose

Slide 39 - Drag question

This item has no instructions

Cellen in experiment 1 zijn na 1 dag nog in leven, maar die de cellen van experiment 3 niet. Leg uit
De cellen van experiment 2 en 4 sterven na enige tijd ook af. Legt dat ook uit. 3p

Slide 40 - Open question

This item has no instructions

.
(2p) Leg uit waardoor:
 de cellen in experiment 1 na een dag nog leven
en bij experiment 3 niet
timer
1:30

Slide 41 - Open question

This item has no instructions

Thema 1: Inleiding in de biologie
Basisstof 6: Natuurwetenschappelijk onderzoek


Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen BS6
1.6.1 Je kunt verschillende typen en methoden van natuurwetenschappelijk onderzoek beschrijven.

1.6.2 Je kunt een natuurwetenschappelijk onderzoek opzetten, uitvoeren en de resultaten ervan analyseren en daaruit conclusies trekken.

1.6.3 Je kunt een technisch ontwerp voorbereiden, uitvoeren, testen en evalueren.

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Soorten onderzoek
  • literatuur onderzoek
  • beschrijvend onderzoek
  • hypothesetoetsend onderzoek
  • ontwerpend onderzoek

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Zet de onderdelen van een verslag in de juiste volgorde
Methode
Resultaten
Conclusie
Onderzoeksvraag
Materiaal
Hypothese

Slide 45 - Drag question

This item has no instructions

Je wilt onderzoek doen naar effect van HPV vaccinatie op menstruatieklachten, wat moet je doen om hier een goed experiment voor te doen?

Slide 46 - Open question

This item has no instructions

Validiteit betekent dat je meet wat je wilt meten.
A
Dat klopt
B
Dat klopt niet

Slide 47 - Quiz

This item has no instructions


De steekproef is klein.
Dit gaat ten koste van de
A
validiteit
B
betrouwbaarheid
C
nauwkeurigheid
D
reproduceerbaarheid

Slide 48 - Quiz

This item has no instructions

Jos heeft onderzoek gedaan met een enquete over het gebruik van TikTok onder jongeren. Hij heeft vragen bedacht om te achterhalen hoeveel tijd er naar Tiktok wordt gekeken. Hij wil dat zoveel mogelijk jongeren de enquête invullen. Dit beïnvloed de:
A
Validiteit
B
Betrouwbaarheid

Slide 49 - Quiz

This item has no instructions

Op de afdeling Neonatologie van een ziekenhuis meet men de lichaamstemperatuur van pasgeboren baby’s. Daarbij wordt gebruikgemaakt van vijf oude thermometers, die een afwijking hebben tot twee graden Celsius gemiddeld. Problemen met:
A
betrouwbaarheid
B
validiteit

Slide 50 - Quiz

This item has no instructions