Je leest een actuele tekst en beantwoordt de vragen.
De antwoorden vergelijken we met elkaar.
We bespreken wat je geleerd hebt van deze les.
Slide 4 - Slide
Waar denk jij dat deze tekst over gaat?
Slide 5 - Open question
Wat is de bron van deze tekst?
A
folder
B
tijdschrift
C
internet
D
krant
Slide 6 - Quiz
Met welk doel denk je dat de tekst is geschreven?
A
overtuigen
B
informeren
C
amuseren
D
activeren
Slide 7 - Quiz
Wat lijkt je interessant aan deze tekst?
Slide 8 - Mind map
Wat weet je al over het onderwerp?
Slide 9 - Mind map
Lees de tekst globaal.
Slide 10 - Slide
Klopt het onderwerp bij de voorspelling die je net deed? Wat is het onderwerp (noteer het zoals je geleerd hebt)?
Slide 11 - Open question
Welke alinea's horen bij de inleiding?
A
Alinea 1
B
Alinea 1 en 2
C
Alinea 1, 2 en 3
D
Alinea 1, 2, 3 en 4
Slide 12 - Quiz
Welke alinea's horen bij het slot?
A
De laatste alinea
B
De twee laatste alinea's
C
De drie laatste alinea's
D
De vier laatse alinea's
Slide 13 - Quiz
Geef aan wat de deelonderwerpen in deze tekst zijn.
Slide 14 - Mind map
Wat is het tekstdoel?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren
Slide 15 - Quiz
Waaraan zie je wat het tekstdoel is?
Slide 16 - Mind map
Hoe trekt de schrijver de aandacht in de inleiding van de tekst?
A
Door een anekdote te vertellen.
B
Door de opbouw van de tekst te beschrijven.
C
Door de aanleiding van het schrijven te noemen.
D
Door een korte samenvatting te geven.
Slide 17 - Quiz
Neem deze mindmap over en vul in (onderwerp, hoofdzaken, bijzaken)
Slide 18 - Slide
Samenvatting
Schrijf een samenvatting met behulp van je mindmap.
Slide 19 - Slide
Zoek in de kern van de tekst naar een opsommend, chronologisch, tegenstellend of toelichtend verband. Citeer deze zin (schrijf de eerste twee en laatste twee woorden van de zin op). Noem ook het signaalwoord dat bij dit tekstverband past.
Slide 20 - Open question
Zoek naar moeilijke woorden. Noteer er twee. Hoe kun je de betekenis achterhalen?
A
Zoeken naar een synoniem een omschrijving of definitie
B
Zoeken naar een voorbeeld in de tekst
C
Zoeken naar een antoniem (tegenstelling)
D
Letten op bekende woorddelen
Slide 21 - Quiz
Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?
Slide 22 - Mind map
Welke tekststructuur heeft deze tekst? Verklaar met behulp van de inhoud van inleiding-kern-slot.aspectenstructuur, probleem-oplossingsstructuur, voor- en nadelenstructuur, vraag/antwoordstructuur, argumentatiestructuur, probleem/oplossingsstructuur, verklaringsstructuur
Slide 23 - Mind map
Argumentatie
De volgende slides zijn te maken bij een betogende tekst.
Slide 24 - Slide
Bij een betoog: Welke argumenten voor- en tegen tref je aan?
Slide 25 - Open question
Herken je drogredenen in deze tekst?
Slide 26 - Open question
Welke argumentatiestructuur herken je in de tekst?
A
Enkelvoudig
B
Meervoudig met afhankelijke argumenten
C
Meervoudig met onafhankelijke argumenten
D
Combinatie van verschillende structuren
Slide 27 - Quiz
Vind je de argumentatie aanvaardbaar? Leg uit.
Slide 28 - Open question
Op welke manier wordt het tegenargument weerlegd?
Slide 29 - Open question
Wat heeft deze les je opgeleverd?
A
Veel nieuws geleerd.
B
De theorie kende ik al, maar ik kan het nu beter toepassen.
C
Ik heb goed geoefend, maar vind het nog steeds moeilijk.