1MH les 24/3: sterke en zwakke werkwoorden LessonUp

Aan het eind van deze week
- Kun je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spellen
- Kun je sterke en zwakke werkwoorden herkennen

Pak je boek erbij op blz. 240


1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Aan het eind van deze week
- Kun je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spellen
- Kun je sterke en zwakke werkwoorden herkennen

Pak je boek erbij op blz. 240


Slide 1 - Slide

Toets bespreken

Slide 2 - Slide

Werkwoorden
De artiesten hebben een luid applaus gekregen
Twee werkwoorden: hebben en gekregen

  • In een zin staan altijd een of meer werkwoorden
  • Werkwoord: zegt wat iets of iemand doet/overkomt en kun je altijd vervoegen

Probeer de werkwoorden uit bovenstaande zin eens te vervoegen!

Slide 3 - Slide

Sterke en zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden: Veranderen in de verleden tijd van klank
lopen - liepen; ruiken - roken; zoeken - zochten

Zwakke werkwoorden: veranderen niet van klank in de verleden tijd
praten - praatten; spelen - speelden; luisteren - luisterden

Slide 4 - Slide

Kies de zwakke werkwoorden
A
gaan, lopen
B
lezen, rijden
C
schrijven, zwemmen
D
werken, fietsen

Slide 5 - Quiz


Wat is een sterk werkwoord?
A
Een werkwoord dat van klank verandert in de verleden tijd.
B
Een werkwoord dat niet van klank verandert in de verleden tijd.

Slide 6 - Quiz

slapen is een sterk werkwoord
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Een zwak werkwoord...
A
verandert niet van klank in de verleden tijd.
B
verandert wel van klank in de verleden tijd.

Slide 8 - Quiz

Is
fietsen
een sterk werkwoord?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

Wat is een zwak werkwoord?
A
lopen
B
praten
C
gaan
D
worden

Slide 10 - Quiz

Kies de sterke werkwoorden
A
beloven, drijven, geven en handhaven
B
bijten, eten, rijden en weten
C
blozen, grazen, lezen en verliezen
D
interviewen, luisteren, puzzelen en verdienen

Slide 11 - Quiz

Is
verven
een sterk werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quiz

Is
bijten
een sterk werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quiz

Maken
Samen maken
Blz. 239: opdracht 4

Blz. 238: Opdracht 1 t/m 6
Blz 240: Opdracht 1, 2, 3

Slide 14 - Slide