What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Verwijswoorden 3
Wat gaan we leren
Wat verwijswoorden zijn.
1 / 19
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
This lesson contains
19 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Wat gaan we leren
Wat verwijswoorden zijn.
Slide 1 - Slide
Verwijswoorden
Een verwijswoord verwijst naar een ander woord.
Of naar een groepje woorden in de tekst.
Of zelfs naar een hele zin.
Meestal staat dat woord of groepje woorden één regel eerder. Maar soms moet je verder terugkijken.
Slide 2 - Slide
Doel van de les
Aan het eind van de les kun je een aantal verwijswoorden noemen.
Aan het eind van de les weet je wat een verwijswoord is.
Slide 3 - Slide
Voorbeelden van verwijswoorden zijn:
hij, het, ze, zij, die, dat, hier, er, daar, dan, toen.
Slide 4 - Slide
voorbeelden:
Maksim komt uit Oekraïne. Hij is daar geboren.
Het verwijswoord is: hij. hij->Maksim
Gabriela heeft een mooi droomhuis, het staat in Bulgarije
Het verwijswoord is: het. het-> het droomhuis
Ik was in de vakantie in Griekenland. Het was daar heel mooi weer.
Het verwijswoord is: daar. daar -> in Griekenland
Het lievelingseten van Aysun is Italiaans. Dat vindt ze heel lekker
Het verwijswoord is dat. Dat -> Italiaans
Slide 5 - Slide
Estrella komt uit Spanje. Zij woont nu in Nederland.
Wat is hier het verwijswoord?
A
Estrella
B
woont
C
Zij
D
Nederland
Slide 6 - Quiz
Estrella komt uit Spanje. Zij woont nu in Nederland.
Waar verwijst zij naar?
A
Estrella
B
woont
C
Spanje
D
Nederland
Slide 7 - Quiz
Delina komt uit Eritrea. Dat is een mooi land.
Wat is hier het verwijswoord?
A
Delina
B
Eritrea
C
land
D
Dat
Slide 8 - Quiz
Delina komt uit Eritrea. Dat is een mooi land.
Waar verwijst dat naar?
A
Delina
B
Eritrea
C
een mooi land
D
komt
Slide 9 - Quiz
Younis heeft zin in de pauze. Dan gaat hij een broodje kopen.
Wat is hier het verwijswoord?
A
hij
B
dan
C
pauze
D
zin
Slide 10 - Quiz
Younis heeft zin in de pauze. Dan gaat hij een broodje kopen.
Waar verwijst dan naar?
A
Younis
B
in de pauze
C
zin
D
dan
Slide 11 - Quiz
Ik heb dorst. Daarom ga ik straks wat drinken.
Wat is hier het verwijswoord?
A
Ik
B
straks
C
wat
D
daarom
Slide 12 - Quiz
Ik heb dorst. Daarom ga ik straks wat drinken.
Waar verwijst daarom naar?
A
dat ik dorst heb
B
gesport
C
en
D
ik
Slide 13 - Quiz
V1a heeft de toets goed gemaakt. Dat had ik wel gedacht.
Wat is het verwijswoord?
A
V1a
B
de toets
C
Dat
D
ik
Slide 14 - Quiz
V1a heeft de toets goed gemaakt. Dat had ik wel gedacht.
Waarnaar verwijst "Dat"?
A
V1a
B
de toets
C
dat V1a de toets goed heeft gemaakt
D
ik
Slide 15 - Quiz
Weet je nu wat verwijswoorden zijn?
A
Ja!
B
Nee
C
Een beetje
Slide 16 - Quiz
Welke verwijswoorden ken je?
Slide 17 - Mind map
Maak een zin met een verwijswoord. Je mag ook meer zinnen maken.
Slide 18 - Open question
Maak een zin met een verwijswoord. Je mag ook meer zinnen maken.
Slide 19 - Open question
More lessons like this
Verwijswoorden
September 2021
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Verwijswoorden
February 2023
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
DISK thema Vriendschap
May 2022
- Lesson with
10 slides
NT2
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
Verwijswoorden
February 2023
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Verwijswoorden
October 2022
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Verwijswoorden
March 2022
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
1T Verwijswoorden
May 2020
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Verwijswoorden -1TH
March 2021
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1