WOORDEN Regels en straf dag 4

Woordenschat
Dag 4:  Regels en Straf
1 / 25
next
Slide 1: Slide
ISKVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woordenschat
Dag 4:  Regels en Straf

Slide 1 - Slide

eens
  • op een bepaald moment in het verleden of in de toekomst
  • Zin: Eens per jaar bezoek ik mijn tante. 

Slide 2 - Slide

eigenlijk
  • zoals het echt is
  • Zin: Eigenlijk is ze liever thuis. 
  • Zin: Gaat het eigenlijk wel goed met jou? 

Slide 3 - Slide

extra 
  • meer dan normaal
  • Zin: Ik wil graag extra melk in de koffie. 

Slide 4 - Slide

geen
  • niet één, niet
  • Zin: Er hoeft geen zout op het eten. 

Slide 5 - Slide

goedmaken
  • zorgen dat iets wat fout is gegaan weer goed wordt. 
  • werkwoord 
  • ik maak goed - wij maken goed
  • Zin: De vrienden hadden ruzie, maar ze hebben het weer goedgemaakt. 

Slide 6 - Slide

gooien
  • iets met je hand of arm van je af bewegen
  • werkwoord 
  • ik gooi - wij gooien
  • Zin: Ik gooi de bal over het net. 
  • Zin: Ik gooi de bal naar meneer Jelle. 

Slide 7 - Slide

grappig
  • als je om iets moet lachen

  • Zin: Mr. Bean doet grappig.

Slide 8 - Slide

de regel
  • de afspraak
  • de regel - de regels
  • Zin: Op school hebben we regels.
  • Zin: Ik vind deze nieuwe regel niet leuk.

Slide 9 - Slide

regelen
  • zorgen dat er iets gedaan wordt
  • ik regel - wij regelen
  • Zin: Ik ga dat wel even regelen
  • Zin: Regel jij even dat iedereen naar sport gaat?

Slide 10 - Slide

Wat bedoelen wij met het woord "extra"?
A
niets
B
meer dan normaal
C
minder dan normaal
D
weinig

Slide 11 - Quiz

Wat bedoelen wij met het woord 'geen'?
A
helemaal niets
B
niet een
C
ja
D
een paar

Slide 12 - Quiz

Wat bedoelen wij met het woord 'gooien'?
A
een bal in de lucht werpen met handen
B
iets met je arm van je af bewegen
C
iets met je voet wegschoppen
D
iets met je been weg bewegen

Slide 13 - Quiz

Wat bedoelen wij met het woord 'goedmaken'?
A
je excuses aanbieden
B
zeggen dat iets fout is
C
zorgen dat iets dat fout is gegaan weer goed komt
D
boos worden op iemand

Slide 14 - Quiz

Wat bedoelen wij met het woord 'grappig'?
A
lachen
B
grapje
C
iets waar je om moet lachen
D
iets waar je niet om moet lachen

Slide 15 - Quiz

Wat bedoelen wij met het woord 'de regel'?
A
een zin dat zegt wat je wel of niet mag doen
B
zorgen dat iets gebeurt
C
je hoeft het niet te doen
D
het moet

Slide 16 - Quiz

Wat bedoelen wij met het woord 'regelen'?
A
praten
B
zorgen dat iets gebeurt
C
ervoor zorgen dat iets niet gebeurt
D
het moet

Slide 17 - Quiz

Maak zelf een zin

Slide 18 - Slide

Maak een zin met het woord 'extra'.

Slide 19 - Open question

Vul het ontbrekende woord in van de zinnen.

Slide 20 - Slide

Ik had ruzie met mijn beste vriend, nu gaan wij het ...... .

Slide 21 - Open question

De voetballer gaat de bal in het velt .......

Slide 22 - Open question

Wat vind jij grappig?

Slide 23 - Open question

zinnen maken 

zinnen schrijven
Regels:
- denk aan de leestekens en hoofdletters
- ik schrijf één zin
- gebruik woorden van deze les
- eerst in mijn eigen taal, dan in het Nederlands.


Slide 24 - Slide

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.
De woorden: extra, eens, eigenlijk, geen, goedmaken, gooien, grappig, de regel, regelen

Slide 25 - Slide