This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Paragraaf 5.3
Slide 1 - Slide
Deze periode (TW3)
Hoofdstuk 5: Erfelijkheid
Hoofdstuk 6: Soorten en populaties
Slide 2 - Slide
Deze periode (TW3)
Slide 3 - Slide
Deze periode (TW3)
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Peter heeft voor haarkleur de allelen bb. Peter is....
A
Homozygoot dominant
B
Heterozygoot
C
Homozygoot recessief
Slide 6 - Quiz
Een cavia is heeft voor haarkleur als genotype "Aa" Deze cavia is voor deze eigenschap....
A
homozygoot dominant
B
homozygoot recessief
C
heterozygoot
Slide 7 - Quiz
Zwarte vachtkleur is dominant over roodbruin. Wat is het genotype van deze koe?
A
AA
B
Aa
C
aa
D
Is niet te zeggen
Slide 8 - Quiz
Zwarte vachtkleur is dominant over roodbruin. Wat is het genotype van deze koe?
A
AA
B
Aa
C
aa
D
Is niet te zeggen
Slide 9 - Quiz
Welk allel is dominant?
A
Witte vacht
B
Zwarte vacht
C
Niet te zeggen
Slide 10 - Quiz
Is de eigenschap (zwart) dominant of recessief?
A
dominant
B
recessief
C
niet te zeggen
Slide 11 - Quiz
Een vrouw met blauwe ogen krijgt een kind met blauwe ogen. Het allel voor bruine ogen (B) is dominant over het allel voor blauwe ogen (b). Welk(e) genotype(n) kan de vader gehad hebben?
A
alleen BB
B
alleen Bb
C
alleen bb
D
Bb of bb
Slide 12 - Quiz
Leerdoelen 5.3
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
X-chromosomaal
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
https:
Slide 22 - Link
Slide 23 - Slide
Multipele allelen
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
https:
Slide 27 - Link
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Slide
https:
Slide 30 - Link
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Slide
Slide 33 - Slide
https:
Slide 34 - Link
biologiepagina.nl
Slide 35 - Link
Slide 36 - Slide
Met 'autosomale overerving' wordt bedoeld:
A
..dat het kenmerk niet op het X- of Y- chromosoom ligt
B
..dat het kenmerk wél op het X- of y-chromosoom ligt
C
..dat de eigenschap dominant is
D
..dat de eigenschap recessief is
Slide 37 - Quiz
Bekijk de stamboom.
Welk verband is er tussen 2 en 10?
A
Moeder en dochter
B
Vader en zoon
C
Oma en kleindochter
D
Opa en kleinzoon
Slide 38 - Quiz
Wat is een typisch kruisingsschema voor een monohybride overerving?
A
B
C
D
Slide 39 - Quiz
Welke vorm van overerving zie je hiernaast?
A
Letaal
B
Co-dominant
C
Multipele allelen
D
Dihybride
Slide 40 - Quiz
Kan deze afwijking autosomaal overerven? Kan deze eigenschap X-chromosomaal overerven?
A
wel autosomaal
wel X- Chromosomaal
B
wel autosomaal
niet X- chromosomaal
C
niet autosomaal
wel X - chromosomaal
D
niet autosomaal
niet autosomaal
Slide 41 - Quiz
Wat is een typisch kruisingsschema voor een letale overerving?
A
B
C
D
Slide 42 - Quiz
Bij vliegjes wordt de oogkleur o.a. bepaald door een gen gelegen in het X-chromosoom. Rode oogkleur is dominant over witte oogkleur. Een vrouwtje met witte ogen wordt gekruist met een mannetje met rode ogen. Geef het kruisingsschema.
XA
Y
Xa
Xa
XAXa
XAXa
XaY
XaY
Slide 43 - Drag question
Is deze overerving:
- dominant of recessief? - mogelijk X-chromosomaal?
A
dominant, kan niet X-chromosomaal
B
dominant, kan wel X-chromosomaal
C
recessief, kan niet X-chromosomaal
D
dominant, kan wel X-chromosomaal
Slide 44 - Quiz
Nummer 5 en 6 in de stamboom zijn beiden heterozygoot voor het gen dat taaislijmziekte veroorzaakt. Ze krijgen nog een dochter.
Hoe groot is de kans dat deze dochter geen taaislijmziekte heeft?