Quiz tekstverbanden

Tekstverbanden quiz
1 / 51
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Tekstverbanden quiz

Slide 1 - Slide

Ook wordt er geen beveiligde verbinding gebruikt tijdens het bestellen.

' Ook' is een
A
redengevend signaalwoord
B
opsommend signaalwoord
C
tegenstellend signaalwoord
D
oorzakelijk signaalwoord

Slide 2 - Quiz

Signaalwoord: daarnaast

Tekstverband:
A
tijdsvolgorde
B
opsomming
C
tegenstelling

Slide 3 - Quiz

Signaalwoord: toen

Tekstverband
A
opsommend
B
tijdsvolgorde
C
tegenstelling

Slide 4 - Quiz

Ik heb de toets goed geleerd, maar kreeg een laag cijfer
A
Maar = signaalwoord voor opsomming
B
Maar = signaalwoord voor tegenstelling
C
Maar = signaalwoord voor voorbeeld
D
Maar = signaalwoord voor toets

Slide 5 - Quiz

Wat is het signaalwoord + verband:

Grote schoonmaak
Opruimen is niet mijn sterkste kant. Rotzooi maken kan ik daarentegen wel goed.

A
Rotzooi - signaalwoord opsomming
B
Grote - signaalwoord toelichting
C
daarentegen - signaalwoord tegenstelling
D
Goed - signaalwoord voorbeeld

Slide 6 - Quiz

In een tekstje staat het signaalwoord 'maar'.
Welk verband geeft dit signaalwoord aan?
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
tijdvolgorde

Slide 7 - Quiz

wat is (zijn) signaalwoord(en)?
A
tegen
B
bovendien
C
vervolgens
D
zij

Slide 8 - Quiz

Welk woord is geen signaalwoord?
A
Bovendien
B
Daarnaast
C
Terwijl
D
Zijn

Slide 9 - Quiz

Het bestelproces wijkt dus af van de echte procedure van de Dixons-site, maar oogt desondanks geloofwaardig.

' maar' is een
A
redengevend signaalwoord
B
opsommend signaalwoord
C
tegenstellend signaalwoord
D
oorzakelijk signaalwoord

Slide 10 - Quiz

Fraudeurs hebben de website van Dixons nagemaakt [en] hebben tienduizenden advertenties voor grote kortingen op Markplaats gezet, meldt de technologiewebsite Tweakers.
'en' is een
A
voorbeeldgevend signaalwoord
B
opsommend signaalwoord
C
tegenstellend signaalwoord
D
samenvattend signaalwoord

Slide 11 - Quiz

Sleep het signaalwoord naar het juiste tekstverband
Opsommend
tegenstellend
chronologisch
Vervolgens
Desondanks
Later
Wanneer

Slide 12 - Drag question

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: en
A
voorbeeld
B
opsomming
C
reden
D
middel-doel

Slide 13 - Quiz

Naar school neem ik meerdere dingen mee, zoals: schoolpas, pennen en schriften.

Zoals is het signaalwoord voor .......
A
Opsomming
B
Voorbeeld
C
Oorzaak-gevolg
D
Voorwaarde

Slide 14 - Quiz

Doordat de trein was vertraagd, kwam ik te laat op school.

Doordat is het signaalwoord voor ......
A
Oorzaak-gevolg
B
Doel-middel
C
Opsomming
D
Tegenstelling

Slide 15 - Quiz

Ook het tweede lesuur had ik best kunnen missen.

Ook is een signaalwoord voor een .....
A
Opsomming
B
Conclusie
C
Oorzaak-gevolg
D
Tegenstelling

Slide 16 - Quiz

Bij welk tekstverband horen de volgende signaalwoorden:

dus, dan ook, concluderend, de slotsom is
A
concluderend
B
oorzaak/gevolg
C
opsommend
D
redengevend

Slide 17 - Quiz

Denk aan, zo en zoals zijn signaalwoorden voor een.......
A
Opsomming
B
Voorbeeld
C
Conclusie
D
Tegenstelling

Slide 18 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: bijvoorbeeld
A
voorbeeld
B
opsomming
C
reden
D
middel-doel

Slide 19 - Quiz

Bij welk tekstverband horen de volgende signaalwoorden:

op voorwaarde dat, als, indien, mits
A
concluderend
B
samenvattend
C
opsommend
D
voorwaarde

Slide 20 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: daarmee
A
voorbeeld
B
opsomming
C
reden
D
middel-doel

Slide 21 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: daarnaast
A
voorbeeld
B
opsomming
C
reden
D
middel-doel

Slide 22 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: om ... te
A
voorbeeld
B
opsomming
C
reden
D
middel-doel

Slide 23 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: zo
A
voorbeeld
B
opsomming
C
reden
D
middel-doel

Slide 24 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: bovendien
A
voorbeeld
B
opsomming
C
reden
D
middel-doel

Slide 25 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: want
A
voorbeeld
B
opsomming
C
reden
D
middel-doel

Slide 26 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: met als doel om
A
voorbeeld
B
opsomming
C
reden
D
middel-doel

Slide 27 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: daarom
A
voorbeeld
B
opsomming
C
reden
D
middel-doel

Slide 28 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: maar
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde
D
conclusie

Slide 29 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: daardoor
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde
D
conclusie

Slide 30 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: dus
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde
D
conclusie

Slide 31 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: doordat
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde
D
conclusie

Slide 32 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: al met al
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde
D
conclusie

Slide 33 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: echter
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde
D
conclusie

Slide 34 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: om ... te
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
rede
D
middel-doel

Slide 35 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: omdat
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
middel-doel

Slide 36 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: toch
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
middel-doel

Slide 37 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: om
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
middel-doel

Slide 38 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: echter
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
middel-doel

Slide 39 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: mits
A
opsomming
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
voorwaarde

Slide 40 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: vervolgens
A
opsomming
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
voorwaarde

Slide 41 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: doordat
A
opsomming
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
voorwaarde

Slide 42 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: tot slot
A
opsomming
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
voorwaarde

Slide 43 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: daar staat tegenover
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
middel-doel

Slide 44 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: immers
A
voorbeeld
B
opsomming
C
reden
D
middel-doel

Slide 45 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: al met al
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde
D
conclusie

Slide 46 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: indien
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde
D
conclusie

Slide 47 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: door middel van
A
voorbeeld
B
opsomming
C
reden
D
middel-doel

Slide 48 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord: concluderend
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde
D
conclusie

Slide 49 - Quiz

Mijn moeder wil dat ik ontbijt, daarom zet zij boterhammen voor mij klaar.
Welk tekstverband herken je?
A
tegenstelling
B
opsomming
C
middel-doel
D
reden

Slide 50 - Quiz

Het is goed om leerstof vaak te herhalen.
Welk tekstverband herken je?
A
tegenstelling
B
opsomming
C
middel-doel
D
reden

Slide 51 - Quiz