2AH - Grammar 17 + 18 (If-sentences and Modals)

• Engels
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Hello everyone! 

Gister heb je tijdens de online les uitleg gehad over de 

'if-sentences'

Je krijgt hier nog een keer kort uitleg over en daarna ga je er mee oefenen.

Daarna oefen je ook nog kort met de 2e Grammar.

Wanneer gebruiken we deze 'if-zinnen'? 

- Wordt gebruikt als het niet waarschijnlijk is dat iets gaat gebeuren

- Wanneer het om niet alledaagse situaties gaat

(We noemen 'if-sentences' over onwaarschijnlijke situaties ook wel de 'second conditional'). 

If I won a lot of money, I would buy a big house in the country.

If-sentences

Bestaan uit 2 delen:

- Bijzin met voorwaarde (begint met if)

- Hoofdzin met gevolg

Dus bijvoorbeeld:

Als ik een miljoen zou winnen, zou ik een huis kopen.

If I won a million, I would buy a house. 

Opbouw

Een 'second conditional' wordt altijd op dezelfde manier gebruikt:

If I won a million,                       I would buy a vila.

Past Simple               +               Would + hele ww.

Dus altijd:

If..... Past Simple               +               Would + hele ww

(kan natuurlijk ook andersom)

 Would + hele ww             +                  If..... Past Simple 

Voorbeelden

Bij I/he/she/it: Geen was, maar were

Wil je meer uitleg?

Kijk dan naar het volgende filmpje --->

Houd je van muziek?

In het volgende filmpje hoor je fragmenten uit liedjes, waar deze 'if-sentences' in voor komen --->

We gaan nu oefenen met de Grammar

--->

If I had the time, I ..... in Chicago a little longer.

1. stay
2. would stay

If my brother ..... the chance, he would move to another city.

1. had
2. would have

You would be surprised if you .....how much I paid for this.

1. knew
2. would know

If Rebecca could, she ...... chocolate every day.

1. ate
2. would eat

If my parents weren't away on vacation. they ..... to meet you.

1. loved
2. would love

We would go to the park today, if it ..... raining so much.

1. wasn't
2. wouldn't be

If it were up to me, I ..... music every day.

1. made
2. would make

If I were you, I ..... my homework today.

1. did
2. 'd do

We gaan nu door met de 2e Grammar

Volgende week op school krijg je hier uitleg over.

Wil je eerst de volgende vragen maken?

Dan heb ik een idee van wat je al weet over deze Grammar!

I think you ..... invite Tom to your party.

1. should
2. must
3. have to

Marc ..... do a lot of homework today.

1. should
2. must
3. has to

You ..... talk too loud in a library.

1. shouldn't
2. mustn't
3. don't have to

We .... wear a uniform to school.

1. should
2. must
3. have to

You ..... wear a raincoat today. The sun is shining!

1. shouldn't
2. mustn't
3. don't have to

We ..... visit each other more often!

1. should
2. must
3. have to

My parents told me I ..... be home before 10 o'clock.

1. should
2. must
3. have to

You .... read this book. It's so boring!

1. shouldn't
2. mustn't
3. don't have to

You're done!

Dit was de LessonUp voor vandaag.

Alvast een fijn Pinksterweekend

(in het Engels: Pentecost)

en tot volgende week!

Bye!