Ch 2 - les 6

1 / 29
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire?
  • Objectifs
  • Parler
  • Vocabulaire 
  • Écrire
  • Lire
  • Grammaire
  • Les nombres

Slide 2 - Slide

Chapitre 2
  • Ik ken woorden die te maken hebben met eten en drinken.
  • Ik kan iets te eten en te drinken bestellen.
  • Ik kan vertellen wat er op mijn bord ligt.
  • Ik kan vertellen wat ik wel/niet lekker vind.
  • Ik kan vragen/vertellen wat iets kost.
  • Ik ken de getallen t/m 100.
  • Ik kan werkwoorden op -er vervoegen.
  • Ik kan zinnen ontkennend maken.



Slide 3 - Slide

Parler


Réponds aux questions en phrases complètes.

Slide 4 - Slide

Vocabulaire 
10 minuten in stilte op je eigen manier:
-Slim Stampen
-WRTS
-Quizlet
-Uit je boek



Slide 5 - Slide

Vocabulaire 

www.quizlet.live

Slide 6 - Slide

Écrire
  • minimaal 5 hele zinnen
  • habiter, aimer, adorer, detester
  • ontkenning

Slide 7 - Slide

Lire
  • Texte F
  • page quatre-vingt-un  

Slide 8 - Slide

Ontkenning
Ik houd niet van pizza.
Ik ga niet naar school.

Slide 9 - Slide

In het Frans
Het woordje 'niet' bestaat in het Frans uit twee en vertaal je met ne...pas

Ne plaats je voor de persoonsvorm en pas zet je er direct achter:
Je ne parle pas français.
Je ne comprends pas.
Je ne sais pas.

Slide 10 - Slide

In het Frans
Ne verandert in n'  voor een werkwoord dat begint met een klinker of een stomme h:
Je n'aime pas la pizza.
Je n'habite pas à Dedemsvaart.
Ce n'est pas un ordinateur.

Slide 11 - Slide

Corriger les devoirs

Slide 12 - Slide

Grammaire
Ik kan regelmatige werkwoorden op -er vervoegen.

Slide 13 - Slide

Grammaire D
In het Frans eindigen de meeste werkwoorden op -er: parler, aimer, adorer, préférer, détester, regarder

Om de stam te vinden haal je -er van het werkwoord af. Vervolgens plak je de juiste uitgang aan de stam.

Slide 14 - Slide

parler
Tu ... français?

Slide 15 - Open question

habiter
Vous ... à Paris?

Slide 16 - Open question

adorer
Nous ... le français!

Slide 17 - Open question

aimer
Ma soeur ... les maths.

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Slide

les nombres
1 t/m 100

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video

Tientallen
20  -  vingt
30  -  trente
40  -  quarante
50  -  cinquante
60  -  soixante

Slide 23 - Slide

eenentwintig, eenendertig, etc
21  -  vingt et un
31  -  trente et un
41  -  quarante et un
51  -  cinquante et un
61  -  soixante et un

Slide 24 - Slide

tweeëntwintig, drieëndertig, etc
22  -  vingt-deux
33  -  trente-trois
44  -  quarante-quatre
55  -  cinquante-cinq
66  -  soixante-six
67  -  soixante-sept
68  -  soixante-huit

Slide 25 - Slide

Les nombres 70-100

70: soixante-dix
71: soixante et onze
74: soixante-quatorze

80: quatre-vingts
81: quatre-vingt-un  
87: quatre-vingt-sept



90: quatre-vingt-dix
91: quatre-vingt-onze
93: quatre-vingt-treize

100: cent


Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Devoirs
herhalen woorden/zinnen A+B+F + getallen t/m 69 + gram D + H

Toets: vrijdag 24 februari

Slide 28 - Slide

Chapitre 2
  • Ik ken woorden die te maken hebben met eten en drinken.
  • Ik kan iets te eten en te drinken bestellen.
  • Ik kan vertellen wat er op mijn bord ligt.
  • Ik kan vertellen wat ik wel/niet lekker vind.
  • Ik kan vragen/vertellen wat iets kost.
  • Ik ken de getallen t/m 100.
  • Ik kan werkwoorden op -er vervoegen.
  • Ik kan zinnen ontkennend maken.



Slide 29 - Slide