De Nederlanden hadden twee machtige mannen. De leider van de Staten-Generaal, de
raadspensionaris & de stadhouder, de prins van Oranje. De twee hadden constant een
partijstrijd.
De aanhangers van de raadspensionaris noemden zich staatsgezinden. De aanhangers van de stadhouder prinsgezinden. De staatsgezinden vonden dat er geen stadhouder hoefde te zijn. De voornaamste taak van de stadhouder was het aanvoeren van het leger. Zonder oorlog was hij dus niet nodig.