Project grammatica spelling en formuleren les 5

Project grammatica spelling en formuleren

Spelling H1
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Project grammatica spelling en formuleren

Spelling H1

Slide 1 - Slide

Deze les
- Het belang van spelling
- Lesdoel
- Terugblik/voorkennis
- Uitleg
- Aan de slag
- controle

Slide 2 - Slide

Wat is de fout en waarom is dit fout?

Slide 3 - Slide

Wat wordt hier bedoeld?

Slide 4 - Slide

Lesdoel
• Je kunt werkwoorden correct spellen in de tegenwoordige en de verleden tijd.
* Je kunt de dubbele punt correct plaatsen.

Slide 5 - Slide

Met 40,7 graden was dat de warmste dag in Nederland.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 6 - Quiz

Die nieuwe dokter lijkt me een enge man.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 7 - Quiz

Zullen de temperaturen de komende jaren nog verder oplopen?
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 8 - Quiz

Benoem het gezegde van de volgende zin:
Patrick blijft deze week in Amsterdam.

Slide 9 - Open question

Benoem het gezegde van de volgende zin:
Jonathan blijft een goede leerling.

Slide 10 - Open question

Hoe vind ik de persoonsvorm?

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Slide

Vervoeg het werkwoord op de juiste manier:
Volgend jaar (experimenteren) ... de gemeente met een nieuw project: groene hangplekken voor jongeren.

Slide 13 - Open question

Vervoeg het werkwoord op de juiste manier:
Daar (worden) ... voortaan milieuvriendelijk gehangen.

Slide 14 - Open question

Vervoeg de werkwoorden op de juiste manier:
Vorig jaar (praten) ... de buurtbewoners op een negatieve manier over de toenmalige hangplekken er (slingeren) ... blikjes plastic flessen en sigaretten.

Slide 15 - Open question

Vervoeg de werkwoorden op de juiste manier:
De rookwolken (verspreiden) ... zich tot ver in de tuinen.

Slide 16 - Open question

Plaats de juiste leestekens.
Vorig jaar praatte de buurtbewoners op een negatieve manier over de toenmalige hangplekken er slingerden blikjes plastic flessen en sigaretten

Slide 17 - Open question

Plaats de juiste leestekens.
Ik eis dat de locatie verandert riep iemand maar dat vormde geen oplossing omdat het probleem gewoon verhuisde

Slide 18 - Open question

Leestekens: weten we het nog?
Een punt zetten we aan het einde van de zin, tenzij er een vraagteken of een uitroepteken gebruikt dient te worden.

Een komma plaatsen we als we een samengestelde zin van elkaar willen scheiden (HZ + HZ, HZ + BZ). Dit doen we vaak voor een voegwoord of tussen twee persoonsvormen in. 
Ik wil graag op vakantie, maar ik moet weer naar school toe.


Slide 19 - Slide

Leestekens: weten we het nog?
Aanhalingstekens zetten we bij:
- Citaten
De voorzitter begon met een welgemeend ‘Gelukkig nieuwjaar!’
- Bijzonder woordgebruik: nieuw woord, onbekend woord, ironisch taalgebruik enzovoort
Wat een interessante ‘feiten’ verkondigt die man.
- Zelfnoemfunctie
‘Prachtsymboliek’ bevat vijftien verschillende letters.
- Betekenisomschrijving
Allochtoon betekent letterlijk ‘uit een ander land’.
- Spreuken, motto’s, thema’s en dergelijke
Wie ‘leven en laten leven’ hoog in het vaandel heeft, zal minder vaak conflicten hebben.
- Titels
Het album 'Thriller' van Michael Jackson werd meer dan 100 miljoen keer verkocht.

Slide 20 - Slide

Dubbele punt
Na een dubbele punt volgt altijd een opsomming, uitleg/voorbeeld of een citaat. We geven hiermee aan dat we iets aangekondigd hebben.

Opsomming:
Mijn maandag op school gaat altijd zo: wiskunde, Engels, aardrijkskunde, geschiedenis en Nederlands.

Uitleg/voorbeeld:
We kunnen twee dingen doen: hem bellen of nog even wachten.

Citaat:
Mevrouw Araya zei hierover: “Dit is geen toeval meer, we moeten het experiment stopzetten”.

Slide 21 - Slide

Even oefenen
Maak opdracht 8 op bladzijde 71

Slide 22 - Slide

Aan de slag
Maak opdracht: 
- 4, 5, 6, 8 en 11 op bladzijde 69-71


10 minuten in stilte, daarna overleggen in tweetallen.

timer
10:00

Slide 23 - Slide

Lesdoel
• Je weet dat zinsdelen een andere functie in de zin hebben.
• Je weet hoe je de zinsdelen persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde, naamwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp moet vinden.
• Je kunt de zinsdelen persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde, naamwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp in een zin vinden.
* Je weet wat een koppelwerkwoord is en je kunt deze benoemen in een zin

Slide 24 - Slide

controlevragen
  • Waarin verschilt het naamwoordelijk gezegde van het werkwoordelijk gezegde?
  • Waar bestaat het naamwoordelijk gezegde uit?
  • Wat is het verband tussen een naamwoordelijk gezegde en een koppelwerkwoord?


Slide 25 - Slide