español semana 2

español semana 2
Has mirado/escuchado el video ? 
Heb je naar de video gekeken/geluisterd ?

Has hecho los ejericicos en voz alta ?
Heb je de oefeningen hardop gedaan ?

Tienes el libro ? Heb je het boek ?
1 / 22
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

español semana 2
Has mirado/escuchado el video ? 
Heb je naar de video gekeken/geluisterd ?

Has hecho los ejericicos en voz alta ?
Heb je de oefeningen hardop gedaan ?

Tienes el libro ? Heb je het boek ?

Slide 1 - Slide

video luisteren en nazeggen: 
om zelf de uitspraak te leren, 
maar je herkent daardoor de woorden die je hoort ook beter. 
oefeningen hardop oefenen: 
voor je eigen uitspraak 
je leert grammatica door te doen in plaats van door de hele tijd aan regels te denken
esta semana = deze week
revisar = terugkijken

empezar con unidad 1 = beginnen met hoofdstuk 1 
nuevas palabras = nieuwe woorden 
masculino y feminino = mannelijk en vrouwelijk
leer un texto = een tekst lezen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

un texto
een tekst
A
mannelijk
B
vrouwelijk

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

una palabra
een woord
A
mannelijk
B
vrouwelijk

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

un palacio
een paleis
A
mannelijk
B
vrouwelijk

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

un adulto
een volwassene
A
mannelijk
B
vrouwelijk

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

una oficina
een kantoor
A
mannelijk
B
vrouwelijk

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

un tren
een trein
A
mannelijk
B
vrouwelijk

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

una tienda
een tent, een winkel
A
mannelijk
B
vrouwelijk

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

lidwoorden: enkelvoud
In het Nederlands hebben we 3 lidwoorden: de, het, een.
Voor   de - het   hebben we in het Spaans (enkelvoud) 
el - la 
Voor het Nederlandse lidwoord  een  hebben we in het Spaans 
un - una

Entiendes por qué?       Snap je waarom?

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

een tuin
A
una bicicleta
B
un animal
C
un diccionario
D
un jardín

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

een bevestiging
A
un palacio
B
un adulto
C
una oficina
D
una confirmación

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

de zee
A
una tienda
B
una playa
C
una maleta
D
el mar

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

de zon
A
el tren
B
una bicicleta
C
el sol
D
un avión

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Het is een hoed.
A
Es un avión.
B
Es una oficina.
C
Es un sombrero.
D
Es una maleta.

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Ik ben tandarts.
A
Soy camarero.
B
Soy dentista.
C
Soy director.
D
Soy profesora.

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Ik heb een zus.
A
Tengo un hermano.
B
Tengo una hermana.

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

mijn broer
A
mi hermano
B
mi hermana
C
mi padre
D
mi madre

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

maken & leren
pagina 13, 14 van het boek
un adulto - un palacio - un jardín - un animal - un diccionario 
un dentista - una oficina - una bicicleta -  una confirmación  
un sombrero - un tren - un avión - un mapa - 
 una maleta - una tienda - una dentista
el mar - el sol - la playa -la oficina de turismo
cancelar 

Slide 19 - Slide

Als je de opdrachten van pagina 14 maakt, zet er een lidwoord bij (el, la, un, una). 
mapa en avión zijn mannelijk
dentista kan mannelijk en vrouwelijk zijn 
Leer znw samen met het lidwoord. 
Qué es?  (= Wat is het?)
Korte zinnen maken. Oefen met woorden van p. 13, 14.
Es   un palacio. 
Es   una bicicleta. 
Es   el mar.

No es   un diccionario. 
No es   una confirmación. 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Waar hebben ze het over?
Oefen hardop samen met een klasgenoot: gebruik eigen namen.

Slide 21 - Slide

Luister naar de audio. Dat gaat snel!
Lees voor. 
Oefen met een klasgenoot. Wissel van rol. 
Herhaal (totdat je zonder voorlezen kunt).
página 15 (quince)
Hola, (yo) soy ...
Y tú ?
Cómo te llamas ?
Me llamo ...

Cómo estás?
(muy) bien, gracias.

Qué tal? 
Adiós!


pagina 15
Hallo, ik ben ... 
En jij?
Hoe heet jij?
Ik heet ...

Hoe gaat het met jou?
(heel) goed, bedankt.

Hoe is het?
Dag!

Slide 22 - Slide

This item has no instructions