Rekenen tot 100 met tientallen

Rekenen tot 100 met tientallen
1 / 25
next
Slide 1: Slide
RekenenBasisschoolGroep 5

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 29 min

Items in this lesson

Rekenen tot 100 met tientallen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van deze les kun je plus- en minsommen tot 100 met tientallen.

Slide 2 - Slide

Vertel de leerlingen wat ze aan het einde van de les zullen kunnen.
Wat weet je al over het optellen en aftrekken tot 100 met tientallen?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Wat zijn tientallen?
Tientallen zijn getallen die eindigen op 0, zoals 10, 20, 30, 40, enzovoort.

Slide 4 - Slide

Leg uit wat tientallen zijn en geef enkele voorbeelden.
Optellen tot 100 met tientallen
Als je tientallen optelt, blijft het laatste cijfer hetzelfde en verandert alleen het eerste cijfer. Bijvoorbeeld: 30 + 40 = 70.

Slide 5 - Slide

Laat zien hoe je tientallen optelt en geef enkele voorbeelden.
Oefenen: optellen tot 100 met tientallen
Wat is 20 + 30? Antwoord: 50

Slide 6 - Slide

Laat de leerlingen de som oplossen en geef het antwoord.
Aftrekken tot 100 met tientallen
Als je tientallen aftrekt, blijft het laatste cijfer hetzelfde en verandert alleen het eerste cijfer. Bijvoorbeeld: 50 - 20 = 30.

Slide 7 - Slide

Laat zien hoe je tientallen aftrekt en geef enkele voorbeelden.
Oefenen: aftrekken tot 100 met tientallen
Wat is 80 - 20? Antwoord: 60

Slide 8 - Slide

Laat de leerlingen de som oplossen en geef het antwoord.
Optellen en aftrekken tot 100 met tientallen
Je kunt ook optellen en aftrekken met tientallen, bijvoorbeeld: 50 + 30 - 20 = 60.

Slide 9 - Slide

Laat zien hoe je tientallen kunt optellen en aftrekken en geef enkele voorbeelden.
Oefenen: optellen en aftrekken tot 100 met tientallen
Wat is 30 + 20 - 10? 
Tekst
40

Slide 10 - Slide

Laat de leerlingen de som oplossen en geef het antwoord.
Gebruik een honderdveld
Een honderdveld kan je helpen bij het optellen en aftrekken tot 100 met tientallen.

Slide 11 - Slide

Leg uit hoe je een honderdveld kunt gebruiken en laat er een zien.
Oefenen: honderdveld
Wat is 40 + 20 op het honderdveld? Antwoord: 60

Slide 12 - Slide

Laat de leerlingen de som oplossen op het honderdveld en geef het antwoord.
Gebruik je vingers
Je kunt ook je vingers gebruiken om optellen en aftrekken tot 100 met tientallen.

Slide 13 - Slide

Leg uit hoe je je vingers kunt gebruiken en laat het zien.
Oefenen: vingers
Laat zien hoe je met je vingers 50 + 30 kunt optellen.

Slide 14 - Slide

Laat de leerlingen zien hoe ze hun vingers kunnen gebruiken en hoe ze tientallen kunnen optellen.
Gebruik een rekenmachine
Een rekenmachine kan je ook helpen bij het optellen en aftrekken tot 100 met tientallen.

Slide 15 - Slide

Laat zien hoe je een rekenmachine kunt gebruiken en geef enkele voorbeelden.
Oefenen: rekenmachine
Wat is 60 - 30 op de rekenmachine? Antwoord: 30

Slide 16 - Slide

Laat de leerlingen de som oplossen op de rekenmachine en geef het antwoord.
Samenvatting
Je hebt vandaag geleerd hoe je kunt optellen en aftrekken tot 100 met tientallen, met behulp van een honderdveld, je vingers en een rekenmachine.

Slide 17 - Slide

Vat de les samen en herhaal de belangrijkste punten.
Oefentoets
Maak de volgende sommen: 1) 20 + 30 = 2) 70 - 40 = 3) 50 + 20 - 30 =

Slide 18 - Slide

Geef de leerlingen de tijd om de sommen op te lossen en controleer hun antwoorden.
Feedback
Goed gedaan! Je hebt vandaag geleerd hoe je kunt optellen en aftrekken tot 100 met tientallen.

Slide 19 - Slide

Geef de leerlingen positieve feedback en benadruk wat ze hebben geleerd.
Huiswerk
Maak de volgende sommen: 1) 40 + 30 = 2) 90 - 50 = 3) 70 + 20 - 30 =

Slide 20 - Slide

Geef de leerlingen huiswerk om te oefenen wat ze hebben geleerd.
Vragen
Heb je nog vragen over hoe je kunt optellen en aftrekken tot 100 met tientallen?

Slide 21 - Slide

Geef de leerlingen de kans om vragen te stellen en beantwoord ze zo goed mogelijk.
Einde
Bedankt voor jullie aandacht en tot de volgende les!

Slide 22 - Slide

Rond de les af en geef de leerlingen iets om naar uit te kijken voor de volgende les.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 23 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 24 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 25 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.