This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Lezen - Blok 1
1BK2
Slide 1 - Slide
Wat wil de schrijver bereiken met een advertentie?
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren
Slide 2 - Quiz
Wat wil een schrijver bereiken met een gedicht?
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren
Slide 3 - Quiz
Theorie (leesdoel en tekstdoel)
Als je een tekst leest, heb je daar een bedoeling mee. Bijvoorbeeld:
Je leest een stripboek om plezier te hebben.
Je bekijkt je lesrooster om te weten in welk lokaal je moet zijn.
De bedoeling van de lezer noem je het leesdoel. De schrijver van een tekst houdt rekening met het leesdoel. Hij heeft zelf ook een bedoeling met zijn tekst. Dat is het tekstdoel. Dit doel past bij het leesdoel dat jij hebt. Als je het tekstdoel kent, kun je de tekst beter begrijpen.
Slide 4 - Slide
Noem de drie tekstdoelen. Nummer ze.
Slide 5 - Open question
Slide 6 - Video
Theorie (tekstdoelen, tekstsoorten, tekstvormen)
Tekstdoel = bedoeling van de schrijver met zijn tekst.
De tekstsoort hoort daarbij. De tekstvorm kan veranderen.
Tekstdoelen
Tekstsoorten
Tekstvormen
informeren
informerende tekst
verslag, nieuwsbericht, tijdschriftartikel, enz.
overhalen
aansporende tekst
reclametekst, folder, enz.
amuseren
activerende tekst
stripverhaal, gedicht, songtekst
Ezelsbruggetje
Zo haal je 'tekstsoort' en 'tekstvorm' niet meer door elkaar: 'tekstVorm' heeft een V in zich, die staat voor 'voorbeeld'!
Belangrijk!
Een tekst kan meer tekstdoelen hebben maar er is altijd één tekstdoel het belangrijkst
Slide 7 - Slide
Welke tekstsoort heeft als tekstdoel 'overhalen'?
Slide 8 - Open question
Tekstdoel
Tekstsoort
Tekstvorm
aansporen
amuseren
amuserende tekst
aansporende tekst
informeren
informerende tekst
krantenartikel
advertentie
stripverhaal
Slide 9 - Drag question
Noem alle tekstdoelen, tekstsoorten en tekstvormen die je kent
Slide 10 - Mind map
Wat is het ezelsbruggetje om het verschil tussen tekstvorm en tekstsoort te onthouden?