Lezen blok 1 1KT

Lezen - Blok 1
1KT
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lezen - Blok 1
1KT

Slide 1 - Slide

Wat wil de schrijver bereiken
met een advertentie?
A
informatie geven
B
je iets laten doen/kopen
C
vermaken

Slide 2 - Quiz

Wat wil een schrijver bereiken
met een gedicht?
A
informatie geven
B
je iets laten doen
C
vermaken

Slide 3 - Quiz

Lesdoel
  • Ik weet wat het verschil is tussen een leesdoel en een tekstdoel.
  • Ik kan het tekstdoel van een tekst benoemen.

Slide 4 - Slide

Theorie (leesdoel en tekstdoel)
Als je een tekst leest, heb je daar een bedoeling mee. Bijvoorbeeld:
  • Je leest een stripboek om plezier te hebben.
  • Je bekijkt je lesrooster om te weten in welk lokaal je moet zijn.

De bedoeling van de lezer noem je het leesdoel. De schrijver van een tekst houdt rekening met het leesdoel.
Hij heeft zelf ook een bedoeling met zijn tekst. Dat is het tekstdoel. Dit doel past bij het leesdoel dat jij hebt. Als je het tekstdoel kent, kun je de tekst beter begrijpen.

Slide 5 - Slide

Noem de drie tekstdoelen.
Nummer ze.

Slide 6 - Open question

Een nieuwsbericht heeft als tekstdoel:
A
informeren
B
amuseren
C
overhalen

Slide 7 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
overhalen

Slide 8 - Quiz

Een menukaart heeft als tekstdoel:
A
informeren
B
overhalen
C
activeren

Slide 9 - Quiz

Ro
Ik ben in de zomervakantie 4 keer op vakantie geweest
Ik had 2 hamsters
Ik doe aan oppassen met mijn bff

Slide 10 - Slide

Welke is niet waar?
A
Ik ben in de zomervakantie 4 keer op vakantie geweest
B
Ik had 2 hamsters
C
Ik doe aan oppassen met mijn bff

Slide 11 - Quiz

Lezen 
Blok 1

Slide 12 - Slide

Noem de drie tekstdoelen.

Slide 13 - Open question

Lesdoel
Ik ken de drie tekstdoelen, de bijbehorende tekstsoorten en kan deze koppelen aan tekstvormen.

Slide 14 - Slide

Theorie (tekstdoelen, tekstsoorten, tekstvormen)
Tekstdoel = bedoeling van de schrijver met zijn tekst.
De tekstsoort hoort daarbij. De tekstvorm kan veranderen.
Tekstdoelen
Tekstsoorten
Tekstvormen
informeren
informerende tekst
verslag,  nieuwsbericht, tijdschriftartikel, enz.
overhalen
aansporende tekst
reclametekst, folder, enz.
amuseren
amuserende tekst
stripverhaal, gedicht, songtekst
Ezelsbruggetje
Zo haal je 'tekstsoort' en 'tekstvorm' niet meer door elkaar:
'tekstVorm' heeft een V in zich, die staat voor 'voorbeeld'!
Belangrijk!
Een tekst kan meer tekstdoelen hebben maar er is altijd één tekstdoel het belangrijkst

Slide 15 - Slide

Tekstdoel
Tekstsoort
Tekstvorm
aansporen
amuseren
amuserende tekst
aansporende tekst
informeren
informerende tekst
krantenartikel
advertentie
stripverhaal

Slide 16 - Drag question

Welke tekstsoort heeft
als tekstdoel 'overhalen'?

Slide 17 - Open question

Noem alle tekstdoelen,
tekstsoorten en tekstvormen
die je kent

Slide 18 - Mind map

Wat is het ezelsbruggetje om het verschil tussen tekstvorm en tekstsoort te onthouden?

Slide 19 - Open question

Theorie (publiek)
De lezers zijn het publiek van de schrijver.

Je hebt verschillende soorten publiek:
  • Breed publiek (vaak een algemeen onderwerp)
  • Kleiner publiek (dat een bepaald onderwerp interessant vindt) 
  • Een persoon of een kleine groep personen (bijvoorbeeld een vriendin of een mentor

Slide 20 - Slide

Welke drie soorten publiek heb je?

Slide 21 - Open question

Aan de slag!
- Weektaak: Blok 1 Lezen Opdr. 1.11 t/m 1.13 
(Opdracht 46.3 en 49 mag je overslaan)

Slide 22 - Slide