Taalverzorging 1.8 (les 1 en 2)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui
  • je leerwerkboek deel A
  • je leesboek (als je die al hebt)
  • je iPad (dicht)


Les 1
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui
  • je leerwerkboek deel A
  • je leesboek (als je die al hebt)
  • je iPad (dicht)


Les 1

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

timer
10:00
Fragmenten op pagina:
  • 8 t/m 10
  • 13 t/m 15
  • 84 t/m 86
  • 90 t/m 92

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Planning
  • Herhalen werkwoordtijden
  • Aan de slag
  • Afsluiting van de les

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Hij werkt hier al jaren.
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Hij had jaren in een snackbar gewerkt.
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Hij werkte jaren in een snackbar.
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Hij heeft jaren in een snackbar gewerkt.
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Werkmoment
  • Maak van paragraaf 1.8: opdracht 1 in je leerwerkboek.
  • Kijk na via opdracht 2. Welke opdrachten heb je nodig ter herhaling? 4, 5, 6, en/of 7.

Af? Ga verder met de weektaak (zie Magister)
of schrijf verder aan je blog.


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Afsluiting
Hoe ver ben je met de opdrachten?

Welke vragen heb je?

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui
  • je leerwerkboek deel A
  • je leesboek (als je die al hebt)
  • je iPad (dicht)


Les 2

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

timer
10:00
Fragmenten op pagina:
  • 8 t/m 10
  • 13 t/m 15
  • 84 t/m 86
  • 90 t/m 92

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Planning
  • Toekomende tijd
  • Aan de slag
  • Eventueel herhalen soorten werkwoorden
  • Afsluiting van de les

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Tijden van het werkwoord (p. 62)
Plaats 1
Plaats 2
Plaats 3
Plaats 4

o.t.t.t. betekent: 
o.v.-.t. betekent: 
onvoltooid/voltooid
tegenwoordig/verleden
toekomend/ niet
tijd

Slide 13 - Slide

Mijn broer had gevoetbald.

Mijn zus zal toch niet de film hebben gemist?
Stappenplan tijden ww
Onderstreep alle ww in de zin.
  1. Vd en hww? Ja => plaats 1 v, nee => plaats 1 o
  2. Pv zoeken. tegenwoordig plaats 2 of verleden plaats 2
  3. Vorm van zullen? Ja => plaats 3 t, nee => plaats 3 leeg
  4. Plaats 4 altijd t van tijd.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Ik zal mijn huiswerk maken.
A
o.t.t.t.
B
v.t.t.t.
C
o.v.t.t.
D
v.v.t.t.

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wij zouden naar de film gaan.
A
o.t.t.t.
B
v.t.t.t.
C
o.v.t.t.
D
v.v.t.t.

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Het vliegtuig zal om 15.00 uur
geland zijn.
A
o.t.t.t.
B
v.t.t.t.
C
o.v.t.t.
D
v.v.t.t.

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Op mijn staatslot zou een prijs gevallen zijn.
A
o.t.t.t.
B
v.t.t.t.
C
o.v.t.t.
D
v.v.t.t.

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Werkmoment
  • 1.8: opdracht 1 af en eventueel herhaling (4 t/m 7)
  • Maak van 1.8: opdrachten 8, 9, 10, 13

Af? Kijk na en verbeter (antwoorden boek in studiewijzer).
Schrijf verder aan je blog, zie je verbeterpunten?

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Soorten werkwoorden
Wat weet je nog?

Overleg even met je buur.
timer
1:00

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Video

This item has no instructions

 Staat nooit alleen in een zin. Kan bij ng en wg
zijn, worden, blijven, etc.
werken, kopen, spelen, etc. 
Ik koop een boek.
Ik ben lang.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Stappenplan soorten ww
  1. Onderstreep alle ww in de zin.
  2. Zet de zin in andere tijd => pv markeren.
  3. Zoek per zin belangrijkste ww => zww (doen) kww 
  4. Zijn er meer werkwoorden? => hww 

Ik ga met de bus, want ik kan niet fietsen.
Ik kan dit weekend kampioen worden.
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Afsluiting

Hoe ver ben je met de opdrachten?


Welke vragen heb je?

Slide 24 - Slide

This item has no instructions