This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Welkom!
Leg alvast klaar:
je etui
je leerwerkboek deel A
je leesboek
je iPad (dicht)
Les 1
Slide 1 - Slide
timer
10:00
check test jezelf 1.9
Slide 2 - Slide
Planning 2.9
Les 1: Meervouds-n bij verwijzingen
Les 2: persoonsvorm tt
Les 3: persoonsvorm vt en voltooid deelwoord
Einde week: opdrachten gemaakt, test jezelf op groen
Slide 3 - Slide
Meervouds-n (p. 159)
Geen -n (dus alleen een -e)
Er staat een zn achter => sommige mensen, beide tafels
Verwijst naar personen in dezelfde zin => Ik zag veel leerlingen, maar sommige (leerlingen) zagen mij.
Verwijst niet naar personen => Ik heb twee boeken gelezen. Beide vond ik mooi.
Slide 4 - Slide
Meervouds-n (p. 159)
Wel -en
4. Verwijst naar personen die niet in dezelfde zin staan => Wij vonden de grap geweldig, maar anderen vonden dat niet.
5. Verwijst naar personen en zelfstandig gebruikt => Mijn kinderen hebben beiden hun rijbewijs gehaald. => Je zegt niet: Mijn kinderen hebben beide kinderen hun rijbewijs gehaald. (verschil met regel 2).
Slide 5 - Slide
Werkmoment
Les 1:
Maak 2.9: 1a en b => wat heb jij nodig?
Schrijfwerk levende verhalen => verbeter
Slide 6 - Slide
Afsluiting
Wat heb je gedaan?
Wat ga je thuis doen?
Welke vragen heb je?
Slide 7 - Slide
Welkom!
Leg alvast klaar:
je etui
je leerwerkboek deel A
je leesboek
je iPad (dicht)
Les 2
Slide 8 - Slide
timer
10:00
Slide 9 - Slide
Planning 2.9
Les 1: Meervouds-n bij verwijzingen
Les 2: persoonsvorm tt
Les 3: persoonsvorm vt en voltooid deelwoord
Einde week: opdrachten gemaakt, test jezelf op groen
Slide 10 - Slide
Werkwoordspelling (pv-tt p. 155)
ik-vorm:
- ik
- je/jij achter de pv
- gebiedende wijs
- ik fiets
- brand je/jij je vingers
- fiets!
ik-vorm +t:
- je/jij voor de pv
- hij/zij, het
- je/jij brandt je vingers
- hij/zij, het hondje rent
Hele werkwoord wij, jullie, zij fietsen
Enkelvoud
MV
Slide 11 - Slide
De hondjes renden in het park. ...... pakten een stok.
A
beide
B
beiden
Slide 12 - Quiz
De ................. leerlingen houden meer van het weekend dan van de week.
A
meeste
B
meesten
Slide 13 - Quiz
Van de weekendleerlingen zijn ..... op maandagochtend niet te genieten.
A
sommige
B
sommigen
Slide 14 - Quiz
......... slapen dan liever uit.
A
Vele
B
Velen
Slide 15 - Quiz
Hoe laat ........ (worden) jij wakker?
Slide 16 - Open question
Het ....... (gebeuren) haast nooit dat een docent zich ...... (verslapen).
Slide 17 - Open question
Wie zijn billen ....... (branden), moet op de blaren zitten.
Slide 18 - Open question
Werkmoment
Les 1:
Maak 2.9: 1a en b => wat heb jij nodig?
Les 2:
Maak 2.9: 3, 5, 6 en 9
Schrijfwerk levende verhalen => verbeter
Slide 19 - Slide
Afsluiting
Wat heb je gedaan?
Wat ga je thuis doen?
Welke vragen heb je?
Slide 20 - Slide
Welkom!
Leg alvast klaar:
je etui
je leerwerkboek deel A
je leesboek
je iPad (dicht)
Les 3
Slide 21 - Slide
timer
10:00
Slide 22 - Slide
Planning 2.9
Les 1: Meervouds-n bij verwijzingen
Les 2: persoonsvorm tt
Les 3: persoonsvorm vt en voltooid deelwoord
Einde week: opdrachten gemaakt, test jezelf op groen
Slide 23 - Slide
Werkwoordspelling (pv-vt-ev)
Sterk werkwoord
klank verandert
schrijf zoals je het hoort
kort en eenvoudig
zingen - ik zong - wij zongen
lopen - ik liep - wij liepen
Zwak werkwoord
klank verandert niet
ik-vorm + -de/-den
ik-vorm + -te/-ten
Taxi Kofschip
Zit de laatste letter van de stam hierin, dan -te/-ten
Slide 24 - Slide
Werkwoordspelling
ik-vorm- tt
ik raad
hij raadt
ik verhuis
hij verhuist
stam (ww -en)
raden => rad
verhuizen-verhuiz
taxi kofschip
t x k f s ch p
ik-vorm -vt
ik raadde
wij raadden
ik verhuisde
wij verhuisden
Slide 25 - Slide
Voltooid deelwoord (p. 237)
Sterk werkwoord
klank verandert
schrijf zoals je het hoort
eindigt op -en
zingen - heb gezongen
lopen - ben gelopen
Zwak werkwoord
klank verandert niet
maak langer (als vt)
hoort -d of -t
Taxi Kofschip
Zit de laatste letter van de stam hierin, dan -t
Slide 26 - Slide
Tegenwoordig deelwoord (p. 237)
De handeling is nog bezig => hele werkwoord +d
Terwijl ze aan het lachen waren, liepen ze de klas in.
Lachend liepen ze de klas in.
Bijvoeglijk gebruikt: De lachende leerlingen liepen de klas in.
Slide 27 - Slide
Engelse werkwoorden (p. 157)
als de Nederlandse werkwoorden:
rugbyen - ik rugby - jij rugbyt - hij rugbyde - gerugbyd
speechen - ik speech - jij speecht - hij speechte - gespeecht
Uitspraakregels:
deleten - ik delete - jij deletet - hij deletete - is gedeletet
paintballen - ik paintball - jij paintballt - hij paintballde - heeft gepaintballd
Slide 28 - Slide
Werkmoment
Les 2:
Maak 2.9: 3, 5, 6 en 9
Les 3:
Test jezelf 2.9 op GROEN (Dicteewoorden op p. 161)