Week 3/4 Formuleren 3.1 + 3.2 20 september

Welkom bij Nederlands!
20 september 2018
  • Aan het einde van de les kun je de toon van je tekst afstemmen op het tekstdoel en publiek.

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!
20 september 2018
  • Aan het einde van de les kun je de toon van je tekst afstemmen op het tekstdoel en publiek.

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Terugblik vorige les
  • Bespreken opdrachten
  • Doel van de les
  • Formuleren 3.2
  • Aan de slag
  • Teurgblik op de les
  • Volgende week
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

Vorige les
  • Doel en publiek
  • Kiezen van de juiste toon

Slide 3 - Slide

Welk doel hoort bij de volgende tekstvormen.
Informeren
Instrueren
Activeren
Overtuigen

Slide 4 - Drag question

Doel en publiek
  • Eén onderwerp heeft niet altijd zelfde doel en publiek.
  • Oriënterend lezen --> Tekstsoort, tekstvorm

Slide 5 - Slide

Welke keuzes maak
je bij het kiezen van
de juiste toon?

Slide 6 - Mind map

De juiste toon tijdens het schrijven
  • Wat is mijn belangrijkste tekstdoel?
  • Wie gaat mijn tekst lezen?
  • Wat weet mijn publiek en wat niet?
  • Wat vindt mijn publiek interessant?

Slide 7 - Slide

De juiste toon
Welke toon past bij jouw lezers en schrijfdoel?
  • Woordkeuze - jongerentaal/schooltaal/zakelijke taal
  • Formeel of informeel
  • Direct of indirect
  • Ieder doel een eigen toon:
    Neutraal = informeren
    Persoonlijk = overtuigen
    Enthousiast = overhalen/activeren

Slide 8 - Slide

Bespreken opdrachten
  • Opdracht 1
  • Opdracht 2

Slide 9 - Slide

Doel van deze les
  • Aan het einde van de les weet je hoe je duidelijk kunt formuleren.

Slide 10 - Slide

Duidelijk formuleren
  • Wanneer is een tekst duidelijk voor jou?

  • Individueel
  • 2 minuten in stilte
timer
2:00

Slide 11 - Slide

Duidelijk formuleren
  • Wanneer is een tekst duidelijk voor jou?

  • Bespreek in tweetallen.
  • Wat zijn de overeenkomsten?
  • Wat zijn de verschillen?
  • Waaraan moet een duidelijke tekst voldoen?
timer
3:00

Slide 12 - Slide

Duidelijk formuleren
  • Wanneer er geen misverstanden ontstaan over de inhoud.
  • Hoe?:
    - Nauwkeurig
    - Begrijpelijk
    - Goede opmaak --> Witregels, tussenkopjes, signaalwoorden, spelling

Slide 13 - Slide

Formuleer duidelijker:
Mijn inwerkfase heeft niet zo lang geduurd, want ze hebben mij meteen veel uitgelegd en het meeste was in de eerste week van mijn stage, daarna wist ik wel waar alles was in het gebouw en zo af en toe had ik weleens een vraag voor een collega maar dat is normaal.

Slide 14 - Open question

Tip voor verduidelijking

Bladzijde 246

  • Woorden: lengte en moeilijkheid
  • Vaktermen: alleen voor vakgenoten
  • Kort en bondig formuleren
  • Zo min mogelijk werkwoorden per zin
  • Concreet: benoem tijdstippen/hoeveelheden/personen
  • Geen afkortingen
  • Duidelijke lay-out

Slide 15 - Slide

Opdrachten
Bladzijde 246 t/m 249 volgende week af.

Slide 16 - Slide

Doel van deze les
  • Aan het einde van de les weet je hoe je duidelijk kunt formuleren.

Slide 17 - Slide

Volgende les
  • Bespreken en controleren formuleren 3.2
    Bladzijde 246/249
  • Test formuleren 3.1 en 3.2

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide