Capítulo 2 week 3

Hola, buen día!
1 / 19
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hola, buen día!

Slide 1 - Slide

¿Cómo estáis?
A
B
C
D

Slide 2 - Quiz

Cap. 2: Qué hemos aprendido?
  • El verbo "Estar" (zich bevinden, zijn)
  • Regelmatige werkwoorden -ar; -er; -ir
  • Voorzetsels: delante de; al lado de; enfrente de; cerca; lejos.
  • Woorden: gebouwen, winkels.
 

Slide 3 - Slide

In deze les...
Herhaling woordenschat
Herhaling grammatica
Vraagwoorden, Bron G (blz. 22).

Slide 4 - Slide

-ar; -er; -ir
Verbos regulares/ regelamtige werkwoorden

Slide 5 - Slide

Kies de juiste vorm van het ww.
"Ana y Juan (bailar) tango"
A
baila
B
bailamos
C
bailáis
D
bailan

Slide 6 - Quiz

Kies de juiste vorm:
"Mi hermana (escribir) una carta a su amigo"
A
escribo
B
escribes
C
escribe
D
escriben

Slide 7 - Quiz

Kies de juiste vorm:
"¿Dónde (vivir) tú?
A
vives
B
vive
C
vivís
D
viven

Slide 8 - Quiz

Spaanse winkels/ gebouwen

Slide 9 - Mind map

ESTAR:
1) Juan y tú
2) Mis amigas
3) Mi madre y yo

Slide 10 - Open question

Spaanse vraagwoorden 
Bron G, tekstboek, blz. 22:
Waar? / ¿dónde?
Waarom? / ¿Por qué?
Wanneer? / ¿Cuándo?


Slide 11 - Slide

Hoeveel? / ¿Cuánto
¿Cuánto cuesta esta camisa? / Hoeveel kost dit T-shirt?

Slide 12 - Slide

Wie? / ¿Quién? (enkelvoud)- ¿Quiénes? (meervoud)
¿Quién es tu amigo? / Wie is jouw vriend?
¿Quiénes son tus amigos? / Wie zijn jouw vrienden?
 

Slide 13 - Slide

Wat? / ¿Qué? : ¿Qué es esto? / Wat is dit?
Welke? / ¿Cuál? (enkelvoud) / ¿Cuáles? (meervoud)
¿Cuál es tu casa? / Welk is jouw huis?
¿Cuáles te gustan? / welke vind je leuk?

                           

Slide 14 - Slide

Kies het juiste vraagwoord.
1) ¿Por qué/ Cuál es tu libro?
2) ¿ Dónde / quién vives?
3) ¿Cuánto / Qué cuestan los tomates?

Slide 15 - Open question

Kies het juiste vraagwoord.
¿..... está el instituto?
A
¿Por qué?
B
¿Dónde?
C
¿Cuánto?
D
¿Qué?

Slide 16 - Quiz

Kies het juiste vraagwoord.
¿.... vas a la piscina?
A
¿Quiénes?
B
¿Por qué?
C
¿Cuánto?
D
¿Cuáles?

Slide 17 - Quiz

timer
1:00
Kun jij een vraag stellen in het Spaans
met één van die vraagwoorden?

Slide 18 - Mind map

Deberes:
1- Vraagwoorden Bron G: Opdrachten: 21 a, b, c (werkboek, blz. 45)
2- Lees "Tarea" (tb., blz. 25). Maak de opdrachten van Tarea op het werkboek, blz. 52/53. Bestudeer het gesprek van "Stap 3" (alleen de eerste situatie). Leer de Frases clave Bron E.

Slide 19 - Slide