28) Let op: Gebruik de afbeelding hiernaast.
Bij de productie van goederen en diensten heb je vaste en variabele kosten, legt de docente uit.
→ Geef van onderstaande kosten aan of het vaste of variabele kosten zijn
Doe het zo: sleep ‘vast’ of ‘variabel’ achter de juiste letters
a maandelijkse huur van een bedrijfspand
b maandelijkse rekening van de glazenwasser
c kosten van het overwerk van het personeel
d kosten van verpakkingsmateriaal